Taalverzorging 3 havo/vwo periode 4

Taalverzorging
3 havo /vwo- periode 4
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Taalverzorging
3 havo /vwo- periode 4

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze module kan je:

- Een tautologie herkennen en verbeteren.
- Een pleonasme herkennen en verbeteren.
- Je herkent contaminaties en kunt deze verbeteren
- Een dubbele ontkenning herkennen en verbeteren.
- De stijlfiguur ‘dubbelop’ herkennen en verbeteren.
- Werkwoorden (ook de Engelse) juist vervoegen.
- Verwarrend taalgebruik (ambiguïteit) herkennen en verbeteren.
- Incongruentiefouten in een zin verbeteren
- Tangconstructies herkennen en verbeteren.
- Verkeerde herhalingen herkennen en verbeteren.
- De juiste verwijswoorden gebruiken
- Lijdende zinnen in bedrijvende zinnen omzetten en omgekeerd.
- Hoofdzinnen en bijzinnen herkennen.


Je gaat:
- een instaptoets maken
- je gaat opdrachten maken/oefenen met de lesstof

Slide 2 - Slide

Instaptoets maken
https://forms.office.com/Pages/ShareFormPage.aspx?id=GLWDn9RUyESr6FOSNYSSCgFSyrHCC7dJsBT_RLpH_XdUMVRFQ1pBQThMRUZDME1IQkNJTTZZWkZKMS4u&sharetoken=xuMJAK80kShv2aIMArKL

Slide 3 - Slide

Stijlfouten
Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken. In die stijlfiguren kunnen ook fouten gemaakt worden.
Jullie gaan de volgende stijlfouten leren herkennen en verbeteren:
- tautologie
- pleonasme
- contaminatie
- dubbelop
- dubbele ontkenning

Slide 4 - Slide

Tautologie
Met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden behoren tot dezelfde woordsoort.

Als stijlfiguur: Hij werd met pracht en praal begraven.

Als stijlfout: Misschien dat ze er wellicht nog achter komen.
Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien.
Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.

Slide 5 - Slide

Pleonasme
Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken. Als je het gebruikt, moet je je goed afvragen of het een functie heeft.

Als stijlfiguur: Deze zomer hadden wij de parasol wel nodig tegen de hete tropenzon.

Als stijlfout: Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat  (weer weglaten).
De regenbuien kunnen nog ongeveer drie tot vier dagen aanhouden  (ongeveer drie dagen of drie tot vier dagen)).
‘Boontje komt om zijn loontje’ is een vaste standaarduitdrukking van hem (vaste uitdrukking of een standaarduitdrukking).
Witte sneeuw. (Sneeuw is altijd wit, heeft dus geen functie.)

Slide 6 - Slide

Dubbelop/herhaling
Als stijlfiguur: je gebruikt twee keer hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen. Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe! Altijd november, altijd regen.

Als stijlfout: twee of meer keer wordt hetzelfde woord onterecht herhaald.
Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.
Op zo’n partij zou je ook niet op moeten stemmen.


Slide 7 - Slide

Dubbele ontkenning
In zinnen met ‘ontkennende’ (werk)woorden wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.

1. Wij hebben nooit geen problemen (nooit of geen).
2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen (voorkomen of geen).
3. Ik ben daar nooit niet geweest (nooit of niet).


Slide 8 - Slide

Contaminatie
Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.

Deze computer kost duur (kost veel of is duur).
Ik zal dat nachecken (nakijken of checken).
Hij kreeg ongenadeloos op zijn kop. (ongenadig of genadeloos)
Hij neemt in de klas altijd het hoogste woord (heeft het hoogste woord of het woord nemen).
Aan het eind van de partij legde hij het laatste loodje (het loodje leggen of de laatste loodjes wegen het zwaarst).
Je mag verwachten dat ze een voorbeeldfunctie geven. (een voorbeeld geven of een voorbeeldfunctie hebben).


Slide 9 - Slide

Aan het werk
1. www.cambiumned.nl 
2. ww-spelling app in Plot

Slide 10 - Slide

Even oefenen...
contaminatie

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-contaminaties/

Slide 11 - Slide

Even oefenen (2)
contaminatie, pleonasme en tautologie

http://www.stoopned.net/havo3/HP-oefeningen/NieuwBoek/H4/Woordenschat/ConPleTau.htm

Slide 12 - Slide

Even oefenen (3)
dubbele ontkenning en contaminatie

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-dubbele-ontkenningcontaminatie/

Slide 13 - Slide

Ambiguïteit
Als een zin dubbelzinnig is, dan noem je zo'n zin ook wel ambigu.
Een zin kan dan twee betekenissen hebben.

“Het baasje zag de hond met een verrekijker”
Het baasje ziet een hond. Die hond heeft een verrekijker bij zich.
Het baasje ziet een hond. De hond ziet hij door te kijken door een verrekijker.

''Het meisje dat Tom geslagen heeft''
Het meisje door wie Tom geslagen is (dus Tom is het slachtoffer)
Het meisje dat door Tom geslagen is (het meisje is het slachtoffer)


Slide 14 - Slide

Aan het werk
Zoek op het internet 5 zinnen waarin er sprake is van ambiguïteit.

Maak werkblad 1 Ambiguïteit.

Slide 15 - Slide

Incongruentie 
Bij incongruentie komen het onderwerp en persoonsvorm niet overeen. De een staat in het enkelvoud, de ander in het meervoud. Er komen drie gevallen van incongruentie voor:

1. Het onderwerp lijkt op meervoud maar is enkelvoud.
De politie proberen rust te bewaren.(=probeert)
2. Het onderwerp lijkt enkelvoud, maar is meervoud.
De stadia van karamel is te bepalen. (=zijn)
3. Een meervoud wordt aangezien voor onderwerp.
Voor deelname worden de bezoekers een bijdrage gevraagd. (=wordt, een bijdrage is ondw)




Slide 16 - Slide

Stappenplan
1. zoek de persoonsvorm, enkv of mv?
2. zoek het onderwerp, enkv of mv?
3. controleer of ze overeenkomen.

Zie filmpje cambiumned.

Slide 17 - Slide

Aan het werk
- Maak werkblad 1 en 2 van incongruentie.
- Ga naar www.cambiumned.nl en oefen daar verder.

Slide 18 - Slide

tangconstructies 
Als je tussen twee woorden die bij elkaar horen veel andere informatie plaatst, dan noem je dat een tangconstructie. 


Slide 19 - Slide

Tangconstructie 
Wanneer heb je een tangconstructie?
- als de delen van de basiszin te ver uit elkaar staan.
-  als de extra informatie begint met een voorzetsel.
-  als de basiszin ook zonder de extra informatie iets betekent.

Slide 20 - Slide

.
De tangconstructie
Een betere zin
Ik ben door het vervelende kleine witte hondje van de buren gebeten.
Ik ben gebeten door het vervelende kleine witte hondje van de buren.
Je hoeft niet bang voor mijn lieve hondje, dat nog bijna nooit iemand gebeten heeft, te zijn.
Je hoeft niet bang te zijn voor mijn lieve hondje, dat nog bijna nooit iemand gebeten heeft.
Sanne helpt met het versieren van de kerstboom mee.
Sanne helpt mee met het versieren van de kerstboom.
Ik heb geen zin om tijdens mijn lange fietsvakantie naar Rusland mijn e-mail te lezen.
Ik heb geen zin om mijn e-mail te lezen tijdens mijn lange fietsvakantie naar Rusland.

Slide 21 - Slide

Ze gooit haar oud papier in de speciale papiercontainer weg. (scheidbaarww)
Ze gooit haar oud papier weg in de speciale papiercontainer.
Ik denk dat ik te oud voor zulke spelletjes ben.
Ik denk dat ik te oud ben voor zulke spelletjes.
Het is te laat om terug naar de supermarkt te gaan.
Het is te laat om terug te gaan naar de supermarkt.

Slide 22 - Slide

Wanneer kan je de zin niet veranderen?
Tangconstructie
Een betere zin
Ik ben vorige week naar het altijd warme Nicaragua gegaan.
"Ik ben vorige week gegaan." geeft niet genoeg informatie.
Ze zegt dat ze een goede en professionele, maar niet zo dure advocaat nodig heeft.
Er staat geen voorzetsel in. Je kan de extra informatie dus niet gewoon achter de zin zetten. Je kan wel op andere manieren deze zin leesbaarder maken, bijvoorbeeld: "Ze zegt dat ze een goede en professionele advocaat nodig heeft die niet zo duur is."

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Dat/als - constructie
In de volgende zinnen geven de gecursiveerde delen een voorwaarde aan. Je kunt zo’n voorwaarde beter achteraan de zin zetten. Er een aparte zin van maken mag ook. Als je van ‘ík denk’ of ík vind’ ‘volgens mij’ maakt, kun je het probleem vermijden.


Fout 
Ik denk, dat als de minister vindt dat er te veel geweld op TV is, dat hij dan maatregelen moet nemen.
Goed Ik denk dat de minister maatregelen moet nemen als hij vindt dat er te veel geweld op TV is.

Slide 25 - Slide

Dat/als - constructie (2)
Fout Ik vind, dat wanneer de overheid niets tegen de files doet, dat dan het bedrijfsleven de problemen moet aanpakken.
Goed  Ik vind dat het bedrijfsleven de problemen moet aanpakken wanneer de overheid niets tegen de files doet.

Fout De schoolleiding heeft besloten dat wanneer leerlingen gaan staken, zij dan de lessen moeten inhalen.
Goed  De schoolleiding heeft besloten dat leerlingen de lessen moeten inhalen als zij gaan staken.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Aan het werk
Werkblad 1 + 2 tangconstructie
Oefenen op cambiumned.nl

Slide 28 - Slide

Hoofdzin & bijzin
Een zin met meer dan 1 persoonsvorm noem je een samengestelde zin. Een samengestelde zin bestaat uit   2 hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin.

Hoofdzin=  een zin waarbij de persoonsvorm vooraan staat of achter het 1e zinsdeel (vaak het ondw). Meestal staan onderwerp en pv naast elkaar in een hoofdzin.
Ga je mee naar de winkel? of  Ik ga mee naar de winkel.

Bijzin= een zin waarbij de persoonsvorm (bijna) achteraan staat. Begint bijna altijd met een verbindingswoord. Meestal staat er een woord(groep) tussen onderwerp en pv.
Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen. Hij zei dat hij vanmiddag getennist had.



Slide 29 - Slide

Voorbeelden hoofdzin
Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de (nevenschikkende) voegwoorden en, maar, want of of.

Het is al laat en daarom kom ik vanavond.
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
Ik kom vanavond want het is al laat.
Kom je vanmiddag of kom je vanavond?

Slide 30 - Slide

Voorbeelden bijzin
Een hoofdzin en bijzin worden aan elkaar gekoppeld door een (onderschikkend) voegwoord omdat, doordat, voordat, nadat, terwijl, tenzij, hoewel, mits, aangezien, als, zolang etc.

- Ik heb gehoord dat hij weer terug is.
- Als je hoogtevrees hebt, ben je voor dat werk niet geschikt.
- Hij besloot het land te ontvluchten, omdat de situatie te beklemmend werd.


Slide 31 - Slide

Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.

A
hoofdzin + bijzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + hoofdzin

Slide 32 - Quiz

Of de mooiste tas afgeprijsd is, moet ik nog gaan onderzoeken.
A
hoofdzin + bijzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + hoofdzin

Slide 33 - Quiz

Ik heb al online gezocht naar een tas, maar ik heb geen tas gevonden.

A
hoofdzin + bijzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + hoofdzin

Slide 34 - Quiz

Ik heb een nieuwe tas nodig, omdat mijn oude kapot is gegaan.

A
hoofdzin + bijzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + hoofdzin

Slide 35 - Quiz

Vandaag ga ik een nieuwe tas kopen, omdat de tas in de aanbieding is.
A
hoofdzin + bijzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + hoofdzin

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Link

Nakijken werkblad 4
           Spelling

Slide 38 - Slide

Lijdende & bedrijvende zin
Bedrijvende zin:  actief, het onderwerp doet iets.
vb. De man koopt een auto. Jan organiseert een feest. Mijn buurman had de haag gesnoeid. 

Lijdende zin: passief, het onderwerp verandert in lijdend vw.
Je kan een lijdende zin aan nog 2 dingen herkennen:
- een vorm van het hulpww worden
- een door-bepaling ( een zinsdeel dat met door begint en aangeeft wie de handeling verricht.)
vb. De auto wordt door de man gekocht. Het feest wordt georganiseerd door Jan. De haag wordt gesnoeid door mijn buurman.

Tip!: Kijk wie de handeling uitvoert, doet het onderwerp het zelf --> bedrijvend . Niet?-->lijdend.

Slide 39 - Slide

Aan het werk
Maak de opdrachten op cambiumned, zie link op de volgende sheet.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link

Aan het werk
- Maak de opdracht met de 10 zinnen over hoofdzin & bijzin.
- Maak de 3 opdrachten op cambiumned over bedrijvende en 
   lijdende zin.

Slide 42 - Slide

Verwijswoorden
Zie PowerPoint. (Toegestuurd via Magister)

Slide 43 - Slide

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
Stap 1: zet het werkwoord in de ik-vorm
Stap 2: kijk of het onderwerp in de 
ik-vorm = alleen ik-vorm noteren
hij-vorm = ik-vorm  + t (hij-vorm= iemand anders dan ik enkv)
wij-vorm = hele werkwoord
Stap 3: kies de juiste vervoeging (zie hierboven)

Slide 44 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterk ww (klankveranderende) = verandert van klank in de verleden tijd --> schrijf je zoals je het hoort.
loop/liep win/won zing/zong
Zwakke ww (klankvaste) = verandert niet van klank in de verleden tijd --> gebruik 't kofschip
praat/praatte mis/miste

Slide 45 - Slide

Verleden tijd
Alleen gebruiken bij klankvaste/zwakke werkwoorden!
Stap 1: zet de persoonsvorm in de ik-vorm
Stap 2: kijk naar de laatste letter van de ik-vorm
Stap 3: zit die in 't kofschip? Ja: + te/ten Nee: + de/den
(v/f-wisseling en z/s-wisseling zitten niet in 't kofschip: niezen, verven)
Stap 4: zet de juiste vervoeging achter de ik-vorm
VB. verstuiken--> verstuik --> verstuikte/verstuikten

Slide 46 - Slide

Engelse werkwoorden
Je vervoegt deze ww hetzelfde als andere Nederlandse ww.

Soms schrijf je een extra e, die je niet hoort, achter de stam. Zo voorkom je uispraakproblemen: Ik race, hij racet, ik racete, ik share, hij sharet, hij sharede. (Je letter voor 't kofschip is de letter voor de e)

Soms schrijf je 2 medeklinkers aan het einde van de ik-vorm: ik paintball - ik paintballde, ik pass - ik passte. Maar: ik stress - ik streste.

Als de stam eindigt op een sisklank, schrijf je -te en -t: ik crashte, ik relax - ik relaxte.

Slide 47 - Slide

Even oefenen:
1. Hij werd door de agent....... (laseren).
2. In zijn instagrampost ......... (taggen vt) zij al haar vriendinnen.
3. De leiding .........(cancelen tt) de wedstrijd.
4. Hij .......... (deleten vt) de foto.

Slide 48 - Slide

Antwoorden:
1. Hij werd door de agent.......gelaserd.......... (laseren).
2. In zijn instagrampost ..........tagde...... (taggen vt) zij al haar vriendinnen.
3. De leiding ..........cancelt......... (cancelen tt) de wedstrijd.
4. Hij .......deletete........ (deleten vt) de foto.

Slide 49 - Slide

Aan het werk

Oefen nog een keer met de werkwoordspelling van Plot26.

Engelse werkwoorden oefenen:
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-engelse-werkwoorden/   (zie volgende slide)

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Link