Leçon 4 Chapitre 2 D Grammaire et écrire

Leçon 4 Chapitre 2
D Grammaire et écrire
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leçon 4 Chapitre 2
D Grammaire et écrire

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui
- je test je kennis van van de afgelopen les
- je leert de voorzetsels à en de gebruiken in combinatie met een lidwoord
- je leert een uitnodiging te maken om iets te gaan doen



Slide 2 - Slide

Wat ga je morgen doen?

Slide 3 - Open question

En daarna?

Slide 4 - Open question

Wat is je lievelingsserie?

Slide 5 - Open question

Les adjectifs
Prenez ton cahier ou un document word

Slide 6 - Slide

à + l'article et de +article
Prend ton cahier ou un document word

Slide 7 - Slide

à +article
Het voorzetsel à (in, naar, op, bij) komt vaak voor een lidwoord >
bij de, in de, in het, naar de, etc.

In het Frans moet je dan opletten wanneer à voor het lidwoord le of les komt
In dat geval wordt het voorzetsel samengetrokken met het lidwoord >
à + le > au. Je vais au collège = Ik ga naar de school
à + les > aux. J'habite aux États-Unis = Ik woon in de Verenigde Staten
Bij de lidwoorden la en l' gebeurt dit niet!!


Slide 8 - Slide

de +article
Het  voorzetsel de (van) komt vaak voor een lidwoord > van de/ van het

In het Frans moet je dan opletten wanneer de voor het lidwoord le of les komt
In dat geval wordt het voorzetsel samengetrokken met het lidwoord >
de + le > du. C'est la porte du collège = Het is de deur van de school
de + les > des. C'est le chat des voisins = Het is de hond van de buren
Bij de lidwoorden la en l' gebeurt dit niet!!


Slide 9 - Slide

à + l'article et de +article
Prends ton livre à la page soixante-huit

Fais exercices 15ACDE, 16ACEF, 17 et 18

Slide 10 - Slide

Les réponses
15a: 3 à la boulangerie 4 au musée 15c: 1 au 2 à la 3 à la 4 à l’ 5 à l’
15D: 1 op (de) school, 2 naar de leraar, 3 naar de VS, 4 voor de kunst, 5 aan het basketbaltoernooi 16a 1 du 2 de l’ 3 de la 16c 1 de l’ 2 du 3 de la 4 de la
16e 1 ai participé au match de foot. 2 ai pris des photos de la fête du club.
3 ai eu un autographe du guitariste. / ai eu un autographe de la guitariste.
4 ai participé au tournoi régional. 16F: 1 Dans une semaine je vais participer au cours de théâtre, 2 Demain soir on va aller au concert de Mika, 3 Le concert va avoir lieu le mois prochaine 4 Hier j'ai écoute la nouvelle chanson de la chanteuse Christie et the Queens





Slide 11 - Slide

Pour la prochaine leçon

Apprends le grammaire de partie D (page 89)

Slide 12 - Slide