Schrijf een e-mail aan een collega.
Gebruik de plaatjes van opdracht 5.
Je werkt in de bouw. Er was vandaag een nieuwe stagiair, Philip.
Je hebt hem vandaag begeleid. Morgen begeleidt je collega hem.
Schrijf:
1 wat Philip fout deed.
2 wat hij goed deed (Bedenk dat zelf).
Schrijf ook een wens op voor morgen. Gebruik moeten of mogen.