Stijlfiguren H4

Stijlfiguren
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Wat gaan jullie vandaag leren?
1. Aan het eind van de les kun je de verschillende stijlfiguren benoemen en toepassen. 

Slide 2 - Slide

stijlfiguren >>

Iedere afwijking van het 'normale' taalgebruik 

Bedoeld om de tekst meer zeggingskracht te geven



Welke stijlfiguren moet je allemaal kunnen (her) kennen?

Slide 3 - Slide

1. Opsomming (enumeratie)
2. Tegenstelling (antithese)
3. Paradox= schijnbare tegenstelling
4. herhaling/ repetitio
5. Pleonasme
6. Tautologie
7.  Hyperbool
8. Retorische vraag


Slide 4 - Slide

1. Opsomming/ enumeratie

Een opsomming van een aantal zaken die bij elkaar horen.


Slide 5 - Slide

2. Tegenstelling/ antithese
Twee tegenovergestelde zaken worden tegenover elkaar gezet in 1 zin: 
zwart wit
lang kort

3. Een paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling.
Bijv: "Ik kan een boek vol schrijven over de dingen die ik niet weet". 
Dat is een schijnbare tegenstelling. 
De paradox is:  een boek vol schrijven met dingen die je niet weet, is niet mogelijk .


''Voor de miljoenste keer: ik overdrijf niet!'' 

Deze persoon zegt niet te overdrijven, maar zegt wel '' voor de miljoenste keer''. 
Dat is toch wel een beetje overdreven, misschien zegt hij het pas voor de tiende keer. Een schijnbare tegenstrijdigheid dus.

Slide 6 - Slide

4. Herhaling/repetitio

Woorden of reeks van woorden wordt herhaald.

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

'Bloed, zweet en tranen' - wat is dit voor stijlfiguur?

Slide 9 - Open question

Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 10 - Quiz

Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.
Geproefd van het leven, zoveel vrienden ongekend.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 11 - Quiz

Met bloed zweet en tranen, zei ik, rot hier nu maar op.
Met bloed zweet en tranen,
Zei ik vrienden, dag vrienden, de koek is op.

Welke stijlfiguur herken je hier vooral?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Rampen bedreigen het menselijk leven, knolraap en lof, schorseneren en prei
Waar zijn geloof, hoop en liefde gebleven, knolraap en lof, schorseneren en prei
* Welke stijlfiguur/ stijlfiguren herken je hier?

A
opsomming en herhaling
B
tegenstelling en herhaling
C
herhaling
D
tegenstelling en opsomming

Slide 14 - Quiz

Welk stijlfiguur zie je in de uitspraak:
'Wil je vrede, bereid je dan voor op de oorlog.'

Slide 15 - Open question

Ik snap nu heel goed wat een stijlfiguur is! Ik kan ze herkennen in een tekst en ik kan er ook wel eentje zelf verzinnen.
A
Dat geldt voor mij.
B
Dat geldt een beetje voor mij.
C
Dat geldt bijna helemaal voor mij.
D
Dat geldt niet voor mij.

Slide 16 - Quiz

pleonasme

Slide 17 - Mind map

tautologie

Slide 18 - Mind map

5. Pleonasme
Een pleonasme ontstaat als je een eigenschap van een zaak of persoon nog eens uitdrukkelijk omschrijft, terwijl het begrip die eigenschap (zaak/persoon) toch al heeft.

Voorbeelden
blauwe smurf (een smurf is altijd blauw), 
ronde bal (een bal is altijd rond) 
witte sneeuw (sneeuw is altijd wit).

 
6. Tautologie

Bij een tautologie wordt eenzelfde begrip twee keer genoemd. Het zijn woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen.

Voorbeeld: Ik heb me gehaast naar het station, maar ik heb de trein echter niet gehaald.

In dit voorbeeld  hebben maar- en -echter-dezelfde betekenis en daarom is deze zin fout. Eén van de woorden moet je weglaten.

Slide 19 - Slide

7. Hyperbool
De hyperbool is de stijlfiguur van overdrijving. Een reden om een hyperbool te gebruiken kan zijn om bijvoorbeeld een emotie of een mening extra nadruk te geven. Maar ook variatie in schrijfstijl en humor kunnen redenen zijn om de hyperbool te gebruiken.

1. Mijn ogen vielen uit mijn doppen:
Je kunt best verrast zijn door iets, maar je ogen zullen onmogelijk uit je oogkassen vallen...

2. Ik schrok mij kapot!
Van schrikken ga je niet kapot...

3. Ik ga dood van de honger
In het westen is zodanig voedsel beschikbaar dat vrijwel niemand omkomt van de honger, als je een aantal uren niet gegeten hebt en trek hebt is deze uitspraak dus overdreven..
4. Het duurde een eeuw voordat zij kwam


8. Retorische vraag 
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij een vraag wordt gesteld, waarop men geen antwoord verwacht. 

Het is de bedoeling dat de ontvanger zich aangesproken voelt en voor waarheid aanneemt wat de zender suggereert.

Slide 20 - Slide

9. Ironie, sarcasme, cynisme
Het gaat om drie vormen van ‘spot’, maar ze zijn heel verschillend in karakter én sterkte. Je zou ze kunnen omschrijven met woorden die de aard van een smaak aanduiden, in oplopende intensiteit: 
ironie is mild, 
sarcasme is scherp, 
cynisme is bitter.

Vaak wordt het tegenovergestelde gezegd van wat wordt bedoeld. Als iets heel vervelend is, kun je ironisch uitroepen: 'Nou, fijn zeg! '
Ook bij sarcasme wordt soms het tegenovergestelde gezegd van wat bedoeld wordt. Je moet dus weet hebben van de situatie om deze vormen van spot te herkennen.




1. Ironie fijne, milde spot; schertsend
– De spellingregeling over de tussen-n, daar hebben ze nou
    echt hun best op gedaan.
– Steeds weer klinkt de roep om een apart ironieteken,
   bijvoorbeeld het omgekeerde vraagteken. Maar de ironie wil
   dat zo’n teken al lang bestaat: de smiley.
2. sarcasme bijtende, scherpe spot; kwetsend
– Ik zou je niet graag willen beroven van het genoegen om mij
   nu eindelijk eens te laten zien hoe slim je bent.
– Je hebt heel hard gewerkt op je mobieltje, zei hij sarcastisch,
    maar kun je mij toch even helpen met tafeldekken?
3. cynisme wrede, bittere spot; zwartgallig
Cynisme komt vaak voort uit een pijnlijk ongeloof in het goede van de mens, of uit een gevoel van machteloosheid vermengd met woede.
– Ach, een hond is tenminste goedkoper dan een kind.
– Tja, als je een paar wedstrijden niet scoort heeft niemand
    meer belangstelling voor je, zei hij cynisch.


Slide 21 - Slide

ik snap
A
alles
B
de helft
C
driekwart
D
niets

Slide 22 - Quiz

ik wil nog uitleg over

Slide 23 - Mind map