Evaluación diagnóstica (año 2)

Reageer op de volgende vragen over: 

"Ik ken dagen van de week"
Tip: Klik op de sterren als je een woord niet begrijpt.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Reageer op de volgende vragen over: 

"Ik ken dagen van de week"
Tip: Klik op de sterren als je een woord niet begrijpt.

Slide 1 - Slide

¿Qué significa "el lunes"?
A
dinsdag
B
woensdag
C
vrijdag
D
maandag

Slide 2 - Quiz

¿Qué significa "los sábados"?
A
elke zaterdag
B
vrijdag
C
zaterdag
D
elke zondag

Slide 3 - Quiz

¿Qué significa "el fin de semana"?
A
het weekend
B
de week
C
vrijdag en zaterdag
D
in de weekenden

Slide 4 - Quiz

Contesta:
Hoy es domingo. ¿Qué día es mañana?

mañana = ochtend / morgen

Slide 5 - Open question

Contesta:
Mañana es sábado. ¿Qué día es hoy?
mañana = ochtend / morgen

Slide 6 - Open question

Contesta:
Ayer fue lunes. ¿Qué día es hoy?
ayer = gisteren

Slide 7 - Open question

Contesta:
Ayer fue miércoles. ¿Qué día es hoy?
ayer = gisteren

Slide 8 - Open question

Contesta:
Hoy es martes. ¿Qué día es mañana?
mañana = ochtend/ morgen

Slide 9 - Open question

Contesta:
Ayer fue lunes. ¿Qué día fue anteayer?
ayer = gisteren
anteayer = eergisteren

Slide 10 - Open question

maandag
¿Qué día te despiertas temprano?
¿Qué día estudias español?
¿Qué día desayunas a las siete de la mañana?
¿Qué día vuelves a casa muy tarde
¿Qué día te lavas los dientes muy rápido?
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
Sleep de dagen in het Spaans naar de juiste zinnen.
el jueves
el martes
el lunes
el miércoles
el viernes

Slide 11 - Drag question

Beantwoord de volgende vragen over: 

"Ik kan vertellen hoe een gewone dag of mijn weekend eruit ziet."
Tip: Klik op de sterren voor extra uitleg.

Slide 12 - Slide

Vertaal naar het Spaans:
"Op maandag word ik wakker om 9 uur in de ochtend."

Schrijf de getallen voluit.

Slide 13 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
"Op dinsdag ontbijt ik kwart over 7 in de ochtend."

Schrijf de getallen voluit.

Slide 14 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
"Op woensdag ga ik naar school om half 9 in de ochtend"

Schrijf de getallen voluit.

Slide 15 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
"Op donderdag maak ik huiswerk om 15:20 in de middag."

Schrijf de getallen voluit.

Slide 16 - Open question


Vertaal naar het Spaans:
"Op vrijdag spreek ik af met vrienden om 20:35 in de avond."

Schrijf de getallen voluit.

Slide 17 - Open question

Reageer in het Spaans op de vraag:
¿Qué haces los sábados?

Benoem activiteit, tijdstip en dagdeel naar keuze.

Slide 18 - Open question

Reageer in het Spaans op de vraag:
¿Qué haces los domingos?

Benoem activiteit, tijdstip en dagdeel naar keuze.

Slide 19 - Open question