Adjektive ein/der-Gruppe

Das Adjektiv (bijvoeglijk voornaamwoord)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Das Adjektiv (bijvoeglijk voornaamwoord)

Slide 1 - Slide

Programm
- Hausaufgaben kontrollieren 3.4 en 3.5 .
Hören: 4.1
- Was ist ein Adjektiv?
- Wie konjugiert man Adjektive?
- Übungen zur Der- und zur Ein-Gruppe.
- Hausaufgaben: 4.3b en c
Ziele:
1. Ihr wisst was ein Adjektiv ist.
2. Ihr könnt Adjektive in der Der- und Ein-Gruppe konjugieren.

Slide 2 - Slide

Hausaufgaben kontrollieren und korrigieren.
Opdracht 3.4 Gibt es noch schwierige Wörter?
1. mit meinen Freunden
2. ins Konzert
3. eine bekannte Sängerin
4. ihrer Band
5. keine klassische Musik
6. in die Stadt
7. Eintrittskarten
8. geflüstert
9. erscheint
10. hingegangen

11. überrascht
12. gemütlich
13. gespannt auf das Konzert
14. die besten Plätze  
15. von der Bühne
16. Die Stimmung
17. Anfang / Beginn
18. klingt

Slide 3 - Slide

Hausaufgaben kontrollieren und korrigieren.
Opdracht 3.5
1. Trefft ihr euch vor dem Kino?
2. Die Sängerin steht mit ihrer Band auf der Bühne.
3. Was trägst du heute Abend in der Disko?
4. Cro wirft den Blumenstrauß ins Publikum.
5. Lena und Sophie lassen ihn nicht in Ruhe.
6. Hält diese Straßenbahn auch am Alten Markt?
7. Nimmst du eine Tasse Tee oder eine heiße Schokolade?
8. Ich vergesse leider sehr oft etwas.
9. Um wie viel Uhr fährt der letzte Bus ab?
10. Gibt es noch was Leckeres?

Slide 4 - Slide

Hören
In Plenum machen wir die Hörübung 4.1
Inhalt:

Slide 5 - Slide

Wat is een Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
 zegt iets over een zelfstandignaamwoord; 
betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
staat vaak vóór het zelfstandignaamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie, rode auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes, rotes Auto.

Slide 6 - Slide

Vul de lijst verder aan met 3 Duitse Adjektive die je zelf al kent (één keer antwoord insturen).
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 9 - Slide

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 10 - Quiz

In welke naamval(en) komt deze meestvoorkomende uitgang -en ALTIJD voor ?
A
1e en 2e naamval
B
2e en 3e naamval
C
3e en 4e naamval
D
1e en 4e naamval

Slide 11 - Quiz

Waar komt de uitgang -en in beide gevallen NIET voor ?
A
mannelijk 1e vrouwelijk 1e
B
vrouwelijk 1e mannelijk 4e
C
onzijdig 1e mannelijk 4e
D
meervoud 1e onzijdig 4e

Slide 12 - Quiz

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 13 - Quiz

Korte samenvatting
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Om de juiste uitgang in te kunnen vullen, bepaal je eerst het juiste geslacht (m, v, o of mv) van het zelfstandig naamwoord. Daarna kijk je of het om een Der-Gruppe woord of om een Ein-Gruppe woord gaat. Tijdens de toets krijg je een schema met de uitgangen erbij. Je moet wel weten welke woorden tot de Der- en Ein-Gruppe horen.

Slide 14 - Slide

Tot slot
Via de volgende slide ga je naar een website met een online oefening over het bijvoeglijk naamwoord. Maak deze oefening. Behalve deze oefening, maak je in je schrift ook de opdrachten uit je werkboek: Kapitel 12: 4.3 b en c, 
Op de laatste slide vind je nog een filmpje met extra uitleg over het bijvoeglijk naanwoord. Daarvoor staat nog een extra online oefening over dit onderwerp.
Zijn er nog onduidelijkheden vraag je docent  dan om hulp.
Viel Erfolg!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Slide 18 - Video