Oefenen met tweetekenklanken

• Spelling
• Basisschool
• Groep 4,5

Tweetekenklanken

Koken doe je in de

1. kueken
2. keuken
3. kuiken
4. kiuken

Mannen die op het land werken, heten

1. buiren
2. beoren
3. boeren
4. biuren

Op het strand kun je spelen met een

1. vlieger
2. vleiger
3. vleuger
4. vlijger

In de kelder vind je soms

1. meuzen
2. muezen
3. miuzen
4. muizen

Als je er nog net niet bent, ben je er

1. beina
2. bijna
3. biena
4. buina

Als het mooi weer is, speel je lekker

1. buiten
2. biuten
3. bueten
4. beuten

Ik heb een vader en een

1. meoder
2. mouder
3. moeder
4. muoder

Een klein kind noem je ook wel een

1. kluiter
2. klueter
3. kliuter
4. kleuter

Niet veel maar

1. wuinig
2. weinig
3. wienig
4. wijnig

Om tien uur hebben wij even

1. pauze
2. puaze
3. pouze
4. puoze

In Nederland betalen we met de

1. uuro
2. uero
3. euro
4. uiro

Een klein mannetje met een puntmuts noem je een

1. kabauter
2. kabuiter
3. kabuoter
4. kabouter

Als je met koek morst, krijg je

1. kreumels
2. kruimels
3. kriumels
4. kruemels

De schapen staan in het

1. weiland
2. wijland
3. wieland
4. weeland

Als je leert, maak je ook wel eens

1. fuoten
2. fauten
3. fuiten
4. fouten

Iets dat je niet mag doorvertellen, heet een

1. gehiem
2. gehuim
3. gehijm
4. geheim

De brandweer heeft een grote

1. speut
2. spuit
3. spiut
4. spuut

Dat huis staat op een

1. huivel
2. huevel
3. heuvel
4. heevel

Met mijn hand maak ik een

1. veust
2. viust
3. vuest
4. vuist

Ik heb een ring van

1. goud
2. gaud
3. guad
4. guod