Formeel & informeel

WELKOM!
Afspraken:
- Je hebt je jas uit en je tas is van tafel.
- We eten niet in de klas.
- Telefoon gaat in je tas.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WELKOM!
Afspraken:
- Je hebt je jas uit en je tas is van tafel.
- We eten niet in de klas.
- Telefoon gaat in je tas.

Slide 1 - Slide

 Lesuur 1   13:45 - 14:30
- Terugblik vorige les
- Uitleg formeel - informeel
- Quiz
- Opdrachten maken
   en bespreken
- Evaluatie & huiswerk
            
              PAUZE
Lesuur 2   14:45 - 15:30
VIA Starttaal Online:
  werkwoordspelling afmaken,    daarna verder met                woordenschat.
- Mogelijkheid om je                taaldossier te laten              aftekenen.

Slide 2 - Slide

Soorten schrijfdoelen
  • Informerende tekst
  • Instruerende tekst
  • Overtuigende tekst

Slide 3 - Slide

Informerende tekst:
- Lezer informatie geven.
- Eerst afvragen wat de lezer moet weten.
- Informatie verzamelen.

Slide 4 - Slide

Instruerende tekst:
- Lezer laten weten hoe hij iets moet doen.
- Eerst afvragen wat de lezer moet weten.
- Informatie verzamelen.
- Stapsgewijs omschrijven.
- Gebiedende wijs.

Slide 5 - Slide

Overtuigende tekst:
- Je wilt dat de lezer het eens is met jouw        standpunt.
- Eerst afvragen welke argumenten je gaat      gebruiken.

Slide 6 - Slide

Doelgroep
  • Doelgroep is de groep mensen voor wie je   een tekst schrijft.
  • Omdat je rekening moet houden voor welke doelgroep je schrijft, moet je een goed beeld hebben van de doelgroep. 

Slide 7 - Slide

Wat is informeel taalgebruik?
  • Taal waarbij je tegen iemand 'je' zegt 
      of bij de voornaam noemt. 
  • Informeel taalgebruik is wat losser. 


Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je informeel taalgebruik?
  • Als je tegen iemand praat of naar iemand   schrijft en je tekst over alledaagse dingen    gaat.
  • Bij vrienden, bekenden en leeftijdsgenoten.

Slide 9 - Slide

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?
  • Als je tegen iemand praat of naar schrijft die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent.
  • Bij een tekst over zakelijke dingen. 
  • Bij een volwassene, een vreemde of de koning

Slide 11 - Slide

Bedenk eens een voorbeeld 
wanneer je formeel en informeel taalgebruik inzet.

Slide 12 - Slide

Quiz

Slide 13 - Slide

Beste Lianne,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quiz

Deze foto is
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quiz

Geachte heer De Winter,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quiz


Een klasgenoot van de basisschool.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis van formeel:
A
Niet officieel
B
Officieel
C
Iets met meel
D
Hoe je je moet gedragen

Slide 18 - Quiz

Deze foto is:
A
Formeel
B
Informeel

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van informeel?
A
Officieel
B
Hoe je je moet gedragen
C
Niet officieel
D
Hoe je je niet moet gedragen

Slide 20 - Quiz


Een docent.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 21 - Quiz


Een arts in het ziekenhuis.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 22 - Quiz

Wat kies je en waarom?
  1.  Hallo, weet u waar de dierentuin is?  
  2.  Waar is de dierentuin? 
  3.  Mevrouw, mag ik u iets vragen? Kunt u mij vertellen hoe ik bij de dierentuin kom?

Slide 23 - Slide

Wat kies je en waarom?
  1. Hey Mark, mag ik nu even de bal? 
  2. Zeg Mark, geef die bal eens! 
  3. Hey Mark mag ik alstublieft nu even met de bal iets aan u laten zien?

Slide 24 - Slide

Wat? Opdracht maken
Hoe? Individueel
Hulp? Vinger opsteken
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? 
                         OPDRACHT               
Wat?        Je maakt opdracht 1 en 2 van het werkblad.
Hoe?        Gebruik je kennis over doelgroepen en                                   formele/informele taalgebruik.    
Hulp?       Steek je hand op, dan kom ik helpen.
Tijd?        10 minuten.
Uitkomst? Je kan zinnen maken voor verschillende                                  doelgroepen.
Klaar?      Start met het lezen van hoofstuk 4.3
              (vanaf bladzijde 74).






timer
10:00

Slide 25 - Slide

Huiswerk
  • Je leest theorie 6 & 7.
  • Je maakt in duo's
      opdracht 12.
  • Je maakt individueel            opdracht 13.

Slide 26 - Slide

PAUZE
We gaan om 14:45 verder in 
lokaal H132 (computerlokaal) met VIA Starttaal Online

Slide 27 - Slide