Modals must, have to, should

Goal & planning

  1. Aan het eind van de les weet je wat modals zijn
  2. Oefeningen Prepositions of movement 
  3. Oefeningen Modals 

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Goal & planning

  1. Aan het eind van de les weet je wat modals zijn
  2. Oefeningen Prepositions of movement 
  3. Oefeningen Modals 

Slide 1 - Slide

Today's planning
Grammar 4, 5
Oefeningen 12, 13 blz/37-38
Oefeningen 25,26 blz/44-45

Slide 2 - Slide

Modals


Have to, must & should

Slide 3 - Slide

Welke hulpwerkwoorden ken je al?

Slide 4 - Mind map

Modals (hulpwerkwoorden)
should = zou moeten
must = moeten
have/has (got) to = iets moet van iemand anders

Slide 5 - Slide



Slide 6 - Slide

Should
Should = zou (niet) moeten.

Formule: Should  (+not) + hele werkwoord

jij vindt dat iets (niet) zou moeten.
Je geeft een advies.
Je raadt iets af.

Slide 7 - Slide

Must

Must (+not) + hele werkwoord


Jij vindt dat iets (niet) moet. (krachtiger dan should)

Het is heel belangrijk, het kan niet anders of het is verplicht.


You must have a valid ticket in order to enter.
I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.

Slide 8 - Slide

Have to

has/have to + hele werkwoord


Iets moet van iemand anders, niet van jou.

'Het is nodig' -> noodzaak

Mum says I have to do the dishes.
I have to finish this essay today. We have to hand them in tomorrow

Slide 9 - Slide

Have to in ontkenningen

Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.


Don't have to + hele werkwoord 
Doesn't have to + hele werkwoord

She doesn't have to walk her dog.

Slide 10 - Slide

I think people ... recycle paper and glasses.
A
have to
B
must
C
should
D
mustn't

Slide 11 - Quiz

The museum is free. You ... pay.
A
shouldn't
B
mustn't
C
don't have to
D
should

Slide 12 - Quiz

You ... park here. It's an emergency exit.
A
mustn't
B
must
C
have to
D
don't have to

Slide 13 - Quiz

You ... smoke. It's bad for you.
A
must
B
should
C
don't have to
D
shouldn't

Slide 14 - Quiz

I ... wear a uniform when I am at school.
A
must
B
have to
C
should
D
musn't

Slide 15 - Quiz

Mark's a sales representative. He ... travels a lot.
A
must
B
has to
C
should
D
mustn't

Slide 16 - Quiz

Schrijfopdracht
Een vriend gaat naar een safaripark waar hij allerlei loslopende dieren kan tegenkomen. Mail hem dat je het leuk vindt dat hij op vakantie gaat maar dat je het gevaarlijk vindt. 
Geef je mening, 2 adviezen en 2 waarschuwingen.
50-100 woorden, gebruik Stone 5
Dit is huiswerk, je stuurt het op voor woensdag!(mail/it'slearning/foto van geschreven tekst)

Slide 17 - Slide