6.1 Deviant op weg naar 1F - Thema 6 Werk - Moeilijke woorden

Nederlands
Thema 6 Werk - hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Thema 6 Werk - hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden

Slide 1 - Slide

Doel
-Aan het eind van de les ken je de woorden van het thema werk
-Aan het eind van deze les kun je de woorden gebruiken in een zin.
-Aan het eind van de les kun je zelf een zin maken met deze woorden.

Slide 2 - Slide

Start
blz 187 en 188

We lezen samen de moeilijke woorden en de betekenissen.

Zijn er woorden waar je nog vragen over hebt?

Slide 3 - Slide

                          Moeilijke woorden.

Slide 4 - Slide

De collega

Iemand die bij dezelfde organisatie werkt als jij.

Slide 5 - Slide

Het contract

Een officieel papier waarop afspraken staan. 

Slide 6 - Slide

Het C V

Jouw persoonlijke gegevens en een overzicht van wat je allemaal geleerd en gedaan hebt.

Slide 7 - Slide

Fulltime

Voltijd, ongeveer 40 uur per week werken.

Slide 8 - Slide

De functie

De baan.

Slide 9 - Slide

De inzet
De inspanning, dat je je best doet.

Slide 10 - Slide

De motivatie
De zin die je hebt om iets te doen.

Slide 11 - Slide

Parttime
Deeltijd, minder dan 40 uur werken.

Slide 12 - Slide

Het salaris
Het geld dat je verdient met jouw werk.

Slide 13 - Slide

Solliciteren
Proberen een baan te krijgen, bijvoorbeeld door een brief te schrijven.

Slide 14 - Slide

Het uitzendbureau
Een bedrijf dat werknemers tijdelijk bij andere bedrijven laat werken.

Slide 15 - Slide

De vacature
Een baan waarvoor iemand gezocht wordt.

Slide 16 - Slide

De verantwoordelijkheid
Ervoor moeten zorgen dat iets goed gebeurt. Je kunt de schuld krijgen als het fout gaat.

Slide 17 - Slide

De waardering
Dat iemand laat merken dat hij vindt dat je goede dingen doet.

Slide 18 - Slide

Het zelfvertrouwen
Het vertrouwen dat je in jezelf hebt, zeker van jezelf zijn.

Slide 19 - Slide

Samen oefenen
Even kijken hoeveel woorden je al kent.

Je krijgt zo een aantal vragen en opdrachten.
Doel is om te checken wat je al weet.

Slide 20 - Slide

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Het geld dat je verdient met jouw werk".
A
De vacature
B
Parttime
C
Het zelfvertrouwen
D
Het salaris

Slide 21 - Quiz

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Een baan waarom iemand gezocht wordt."
A
De motivatie
B
De vacature
C
Fulltime
D
De collega

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het woord:
"Fulltime"

Slide 23 - Open question

Wat betekent het woord:
"De functie"

Slide 24 - Open question

Maken
Opdracht 3 blz 189 en 190:
De letters zijn door elkaar, kun jij het juiste woord vinden? Schrijf dat eronder.

Opdracht 4 blz 191:
- Lees de moeilijke woorden nog een keer.
- Lees dan de zin a tot en met o.
- Vul in elke zin het juiste woord in.
- Streep een gebruikt woord in het rijtje door.



timer
15:00

Slide 25 - Slide

Nakijken en bespreken
We bespreken de opdrachten  die jullie hebben gemaakt.
Dit zijn: Opdracht 4 en opdracht 5 .

Slide 26 - Slide

Studiemeter:
-Ga naar: Studiemeter
-Log jezelf in.
-Ga naar Nederlands - Via Starttaal online - Via vooraf op weg naar 1F - Thema 6 Werk - Moeilijke woorden
 
-Maak ALLEEN Woordenschat.

Klaar?!! -> Maak de woordzoeker.

Slide 27 - Slide

Hoe ging het?
Ken je de woorden van het thema Vervoer?
Kun je de woorden gebruiken in een zin?

Slide 28 - Slide