les 42: De woordbouw onderzoeken

les 42: De woordbouw onderzoeken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

les 42: De woordbouw onderzoeken

Slide 1 - Slide

Match de synoniemen. 
meteen
standpunt
voedsel
meestal
fabeltje
direct

verzinsel 
eten 
mening
doorgaans

Slide 2 - Drag question

synoniemen
Synoniemen zijn verschillende woorden met een gelijke betekenis.
Bijvoorbeeld: proper en schoon.
                        auto en wagen
                                vervelend en irritant

Slide 3 - Slide

Sleep de woorden naar elkaar toe, zodat er correcte samenstellingen ontstaan.
Regen
Pas
Club
Zak
Wind
kamer
geld
jas
energie
huis

Slide 4 - Drag question

samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat gevormd wordt door samenvoeging van twee of meer opzichzelfstaande woorden.
bijvoorbeeld:  huis + nummer= huisnummer
            deur + mat = deurmat
                    bad + kamer = badkamer 

Slide 5 - Slide

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 6 - Drag question

afleidingen
Een afleiding is een woord dat bestaat uit een grondwoord en één of meer voor- of achtervoegsels. 
Verkleinwoorden, meervouden en werkwoordsvervoegingen zijn voorbeelden van afleidingen.
bijvoorbeeld: - bloempje (-pje is geen zelfstandig woord, maar een achtervoegsel)
- onschuldig (on- is een voorvoegsel) 

Slide 7 - Slide




Op de volgende slide vinden jullie een link naar een memoryspel. Klik op deze link en speel het spel. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Antoniemen
Je kan deze groene kader terugvinden op pagina 398 in de cursus 

Slide 10 - Slide

oefeningen
maak volgende oefeningen in de cursus:
oefening 2 pagina 398
oefening 3 pagina 398
oefening 4 pagina 399

Slide 11 - Slide

Vul hier de antwoorden voor vraag 2 in.

Slide 12 - Open question

Vul hier de antwoorden voor vraag 3 in.

Slide 13 - Open question

Vul hier het antwoord voor vraag 4 in.

Slide 14 - Open question

synthese 

Slide 15 - Slide

het antoniem van weigeren is:
A
bevestigen
B
afslaan
C
toestaan
D
verdedigen

Slide 16 - Quiz

het antoniem van beschadigen is:
A
herstellen
B
aantasten
C
kapot
D
opknappen

Slide 17 - Quiz

het antoniem van aanmoedigen is:
A
stimuleren
B
ontmoedigen
C
demotiveren
D
bevorderen

Slide 18 - Quiz

duid de samenstelling aan
A
stoeltje
B
onschuldig
C
luchtballon
D
roodachtig

Slide 19 - Quiz

duid de afleiding aan
A
tuinstoel
B
regenjas
C
grapje
D
abnormaal

Slide 20 - Quiz

het synoniem van portemonnee is:
A
tasje
B
geldbeugel
C
zakje
D
pakje

Slide 21 - Quiz