uitleg vraagzinnen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Les devoirs pour le 3 juin

Programme: réviser grammaire - travailler - questions - corriger - voca

Wat kun je nu doen?	- hw noteren in je agenda - Neem grammaire D & H van chapitre 6 door
Faire (maken/doen)	- chapitre 8 ex. 10ab, 11b
Apprendre (leren)	- Leren: grammaire D (vraag stellen/vraagwoorden) & H (aller/futur proche) - Herhalen: voca AB van chapitre 5 - Herhalen: grammaire H chapitre 5 (bijvoeglijk naamwoord) - Herhalen: être & avoir

Réviser grammaire D & H Ch6

Zometeen:

• kant van het raam = eens/juist
• kant van de deur = oneens/onjuist

1

Dit is een goede vraag:

"Il s'appelle Marc?"

1 uitleg

Ja, je mag een ? achter een zin zetten --> vraagzin

2

"gaan" = avoir

2 uitleg

gaan = aller

(avoir = hebben)

3

qu'est-ce qui = wat

3 uitleg

wat = qu'est-ce que

4

jullie gaan = vous allez

Uitleg 4

jullie = vous

gaan = aller --> allez

5

Deze zin is juist:

Où tu habites?

Uitleg 5

Où tu habites = onjuist

Juiste zin: Tu habites où? (zie phrases-clés)

3

Quels sont tes chambres?

4

La robe est rouge.

... robe est rouge

kant van het bureau

ce

kant van de deur

cette

5

Deze zin is juist:

Où tu habites?

Uitleg 5

Où tu habites = onjuist

Juiste zin: Tu habites où? (zie phrases-clés)

3

Quels sont tes chambres?

6

Tu ... à Paris.

kant van het bureau

va

kant van de deur

vas

Uitleg 6

tu vas

Ga weer op je plek zitten

Au travail:

Bedenk welke grammaire je net het minst goed kende, maak daarvan eerst de opdrachten

• Grammaire D: blz 135 ex. 11b
• Grammaire H: blz 134 ex. 10b
• Klaar? herhaal voca A van chapitre 5 (ook schrijven!!)

• bij 11b: je kunt de zinnen ook eerst vertalen

Grammaire D ch6

questions?

Als je geen vragen hebt: werk verder aan ex. 10ab of 11b

Leren: voca A chapitre 5

Grammaire H ch6

questions?

Als je geen vragen hebt: werk verder aan ex. 10ab of 11b

Leren: voca A chapitre 5

Corriger ex 10b 11b

10b

1. Vera (=elle) va déménager
2. je vais travailler
3. nous allons habiter
4. vous allez aimer
5. on va manger
6. tu vas aller

11b

1. comment
2. où
3. qui
4. comment
5. quand
6. pourquoi

Réviser le vocabulaire Chapitre 5

Zometeen:

• groepjes van 4 (zoals je zit)
• 1 leerling heeft een boek en noemt een woord Fr/NL van CH5 bv. la maison
• 1 van de andere 3 heeft een voorwerp in de hand (bv een gum)
• degene met het voorwerp in de hand moet het vertalen --> als het goed is het voorwerp aan de volgende in de groep geven
• als de muziek stopt, moet degene met het voorwerp in de hand gaan zitten etc.

Les devoirs pour le 3 juin

Programme: réviser grammaire - travailler - questions - corriger - voca

Wat kun je nu doen?	- hw noteren in je agenda - Neem grammaire D & H van chapitre 6 door
Faire (maken/doen)	- chapitre 8 ex. 10ab, 11b
Apprendre (leren)	- Leren: grammaire D (vraag stellen/vraagwoorden) & H (aller/futur proche) - Herhalen: voca AB van chapitre 5 - Herhalen: grammaire H chapitre 5 (bijvoeglijk naamwoord) - Herhalen: être & avoir