G2b 6.6. Wh ein-groep/ Praes

Willkommen!
1 / 47
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Willkommen!

Slide 1 - Slide

Programm Dienstag 6.6.
ein-groep
ontleden
Präsentationen 


Ihr könnt die Ein-Gruppe korrekt gebrauchen

Slide 2 - Slide

die Fälle  (naamvallen)

Slide 3 - Slide

4de naamval
Akkusativ

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je de 4de naamval?

Slide 5 - Open question

4de naamval
Achter de voorzetsels: durch, für, gegen, ohne, 
                                                 um, bis

Voor het lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

voorzetsels 4de naamval

Slide 7 - Slide

Achter welke voorzetsels gebruik je de 4de naaval?

Slide 8 - Open question

Ontleden

Slide 9 - Slide

Fälle gebrauchen
Die Schülerin fragt _______ Lehrer.

Satzglieder bestimmen (ontleden)        
1.  gezegde                                -> fragt
2. onderwerp                           -> die Schülerin
3. leidend voorwerp             -> ___Lehrer ->Akkusativ -> den, einen
4. meewerkend voorwerp      ->  is er niet


Slide 10 - Slide

Die Mutter schickt dem Lehrer eine Mail.
schickt
dem Lehrer
die Mutter
eine Mail
het gezegde
het onderwerp
het leidend voorwerp
het meewerkend onderwerp

Slide 11 - Drag question


Hat der große Polizist den Dieb verhaftet?
2/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie

Slide 12 - Quiz


Meiner Oma hast du die Geschichte nicht erzählt!
3/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie

Slide 13 - Quiz


Der freundliche Herr dankt dem Mädchen.
5/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie

Slide 14 - Quiz

Naamvallen (Fälle) -> zinsonderdeel
Der Lehrer gibt dem Schüler die Note der Woche.

onderwerp                                    ->  1. naamval    (Nominativ)
meewerkend voorwerp           -> 3. naamval    (Dativ)
leidend voorwerp                      ->  4. naamval   (Akkusativ)

bezitsrelatie                                   -> 2. naamval    (Genitiv)

Slide 15 - Slide

De naamvallen, wat is wat?
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1
3
4

Slide 16 - Drag question

Stappenplan
1. Voorzetsel?
2. Ontleden -> Welk zinsdeel is het? Vragen!
3. Geslacht van het zelfstandig naamwoord of persoonlijk
     voornaamwoord? Meervoud?
4. Der- of ein-groep?
5. Correcte vorm kiezen

Slide 17 - Slide

Wat hoort bij de ein-groep?

Slide 18 - Mind map

Ein - Gruppe
ein
kein
bezittelijke voornaamwoorden
-> Woorden worden gelijk vervoegd!

Slide 19 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Maken duidelijk van wie iets is!
mijn
jouw
zijn
haar
onze
jullie
hun
uw
mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer-
ihr-
Ihr-

Slide 20 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr

Slide 21 - Drag question

Welke uitgangen zijn er bij de ein-groep?

Slide 22 - Open question

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
Meervoud
ein
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
mein
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Kinder
sein
sein Mann
seine Frau
sein Kind
seine Kinder
ihr
ihr Mann
ihre Frau
ihr Kind
ihre Kinder
unser
unser Mann
unsereFrau
unser Kind
unsere Kinder
euer
euer Mann
eure Frau
euer Kind
eure Kinder
ihr
ihr Mann
ihre Frau
ihr Kind
ihre Kinder
Formen der Ein-Gruppe

Slide 23 - Slide

Gestern hat (mijn) Vater mich abgeholt.
1/4
uitleg/antwoord
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine

Slide 24 - Quiz

Morgen fliegt (jouw) Oma nach Berlin.
3/4
uitleg/antwoord
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine

Slide 25 - Quiz

(Ons) Dorf ist sehr klein.
4/4
uitleg/antwoord
A
uns
B
unse
C
unser
D
unsere

Slide 26 - Quiz

(Uw) Freunde sind alle hier!
2/4
uitleg/antwoord
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 27 - Quiz

(mijn) Mutter hat uns gebracht.
2/8

Slide 28 - Open question

Hat (onze) Lehrerin gut erklärt?
3/8

Slide 29 - Open question

Naamvallen
Der Spieler fängt einen Ball.

Der Spieler   = onderwerp              -> 1de naamval
einen Ball      = lijdend voorwerp  -> 4de naamval

Slide 30 - Slide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
4.
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Formen der Ein-Gruppe
Ein-Gruppe:  ein, kein, bezittelijke voornaamwoorden

Slide 31 - Slide

Hast du schon ______Plan (m)?
A
ein
B
eine
C
einer
D
einen

Slide 32 - Quiz

Willst du ______Plan hören(m)?
A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinen

Slide 33 - Quiz

Willst du ______Plan hören(m)?
A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinen

Slide 34 - Quiz

(Jullie) ______Plan(m) ist gut?
A
Euer
B
Euren
C
Ihr
D
Ihren

Slide 35 - Quiz

Ich kenne (jullie) ______Plan(m) gut?
A
Euer
B
Euren
C
Eure
D
Eueren

Slide 36 - Quiz

Welches ist (jouw) Auto (o)?

Slide 37 - Open question

Wir haben (ons) ______ Auto letztes Jahr gekauft.

Slide 38 - Open question

Das ist eine gute Idee für (haar) ______ Geburtstag (m).

Slide 39 - Open question

Präsentation  
4 Gruppen
(mit etwa gleichviel Präsentationen)

Slide 40 - Slide


In der Schule haben die Schülerinnen eine Tasche gestohlen.
4/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie

Slide 41 - Quiz


Die Vase habe ich nicht kaputt gemacht!
6/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 42 - Quiz


Rotkäppchen hat ihrer Großmutter Suppe gebracht.
uitleg/antwoord
7/7
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 43 - Quiz

Hausaufgaben für Dienstag 6.6.
Lernen:    

Machen:  Der-groep herhalen

                                                                      
                                               

Slide 44 - Slide

Toll!!!

Ihr könnt ein Lied und einem Interview folgen.!
           

Slide 45 - Slide

Schreiben
Seite 71
Aufgabe 37

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide