Proeftoets 4.1 en 4.2

Het bedrag dat je betaalt aan de verzekeringsmaatschappij voor een afgesloten verzekering
A
pols
B
avp
C
premie
D
eigen risico
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het bedrag dat je betaalt aan de verzekeringsmaatschappij voor een afgesloten verzekering
A
pols
B
avp
C
premie
D
eigen risico

Slide 1 - Quiz

Een verzekering die uitkeert als er schade is aan de inrichting van je woning heet een

Slide 2 - Open question

Degene die de verzekering afsluit
A
verzekerde
B
verzekeraar

Slide 3 - Quiz

De AVP is een verplicht af te sluiten verzekering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Het schriftelijk bewijs dat je een verzekering hebt afgesloten noem je een

Slide 5 - Open question

Een verzekering die uitkeert als er schade is aan je woning
A
inboedelverzekering
B
AVP
C
opstalverzekering
D
herbouwwaarde

Slide 6 - Quiz

Een inboedelverzekering dekt de schade bij brand of storm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

AVP is de afkorting voor
A
Aangewezen verzekering voor particulieren
B
Aanvullende verzekering voor particulieren
C
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren

Slide 8 - Quiz

Henk sluit een verzekering af. De premie is € 100. De poliskosten zijn € 7,50. Bereken de verzekeringskosten in het eerste jaar. Houd rekening met 21% assurantiebelasting.

Slide 9 - Open question

Henk heeft een vezekering afgesloten. De premie is € 100. De poliskosten zijn € 7,50. De assurantiebelasting is 21%. Bereken de verzekeringskosten in het tweede jaar.

Slide 10 - Open question

Als je juist verzekerd bent krijg je een deel van de schade vergoedt
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Cherice heeft haar inboedel verzekerd voor € 45.000. De inboedel is € 38.000 waard. Schade door wateroverlast € 5.500. Hoeveel krijgt ze uitgekeerd?
A
€ 5.500
B
€ 6.513,16
C
4.644,44
D
€ 1.272

Slide 12 - Quiz

Als je ondervezekerd bent bereken je de uitkering door de formule
A
verzekerd bedrag - werkelijke waarde x schade
B
verzekerd bedrag x werkelijke waarde x schade
C
verzekerd bedrag + schade x werkelijke waarde
D
verzekerd bedrag : werkelijke waarde x schade

Slide 13 - Quiz