Fictie c cliffhanger

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Login op Lessonup.

Zet je tas op de grond.





1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Login op Lessonup.

Zet je tas op de grond.





Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Zelfstandig en rustig kunnen werken
Je leert wat een cliffhanger is en kan deze herkennen in een tekst of film. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Cliffhanger
Een cliffhanger is een spannend moment waarmee een deel van een verhaal of een hoofdstuk wordt afgesloten. Je kunt 'cliffhanger' letterlijk opvatten: je ziet iemand aan een klif (hoge rots) hangen en het verhaal stopt. De grote vraag is: valt hij dood, of overleeft hij het? Cliffhangers zijn meestal bedoeld om lezers (en kijkers) hongerig te maken naar het vervolg. Cliffhangers worden dus ingezet om de lezer/kijker geboeid te houden bij het verhaal.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

cliffhanger
                  Wat is dat eigenlijk precies?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Perspectief 
Ik - perspectief

Personaal (hij/zij-) perspectief

Auctoriaal (alwetend) perspectief 

Slide 6 - Slide

Vraag leerlingen: Welke kenmerken hebben deze perspectieven? 

Betrouwbaar of niet betrouwbaar?
Vandaag: vragen over fictie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Op Niveau

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De zin: 'Ik zag hem al van ver aan komen lopen', kom je tegen bij . . .
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
allebei

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Als je graag meeleeft met de hoofdpersoon, lees je het liefst
boeken met een . . .
A
alwetende verteller
B
ik-perspectief
C
D
-

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een hele lange beschrijving is . . .
A
het versnellen van tijd
B
het overslaan van tijd
C
het vertragen van tijd
D
de vertelde tijd

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een schrijver gebruikt een
flashforward vooral . . .
A
om terug te blikken op gebeurtenissen
B
om je te laten meeleven met de hoofdpersoon
C
voor de chronologische volgorde
D
om het verhaal spannend te maken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een historische roman . . .
A
is geschreven in de tijd waarin het speelt
B
gaat over dingen uit het verleden
C
is bijvoorbeeld Boy 7 van Mirjam Mous

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De sfeer in een verhaal wordt bepaald door . . .
A
ruimte en plaats
B
weer en ruimte
C
plaats, weer en tijdstip
D
plaats en weer

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Kies het antwoord dat geen kenmerk van de hoofdpersoon is
A
Je weet veel van zijn innerlijk
B
Hij verandert in de loop van een verhaal
C
Hij is meestal een bijfiguur

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk genre is dit?
A
historische roman
B
romantisch verhaal
C
fantasy

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is chronologisch?
A
Op volgorde van tijd, beginnend bij het oudste
B
Op volgorde van tijd, beginnend bij het nieuwste

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van niet-realistische fictie?
A
Spijt!
B
De hongerspelen
C
Oorlogswinter

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Een verhaal met flashbacks is...
A
chronologisch
B
niet-chronologisch

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De vertelde tijd wordt weergegeven in bladzijdes of uren.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een cliffhanger?
A
De afloop van een verhaal.
B
Hoe het verhaal in elkaar zit.
C
Onderbreking van het verhaal op een spannend moment.
D
Een soort gedicht.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions