Gedrag 2

Ethologie
1 / 14
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ethologie

Slide 1 - Mind map

4. Aangepast gedrag.


AANGEBOREN GEDRAG


LEERPROCESSEN


--> soortspecifiek

Slide 2 - Slide

Leerprocessen
  • Gewenning
  • Trial and error --> proefondervindelijk leren
  • Inprenting (gevoelige periode)
  • Imitatie
  • Conditioneren

Slide 3 - Slide

Conditionering
  • Operante conditionering --> dresseren: leren door straffen en belonen
  • Klassieke conditionering --> geconditioneerde reflex 

              

                                         Pavlov

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Een jonge beer probeert voor het eerst zalm te vangen. Welk leerproces is dit?
A
Trial and error
B
Operante conditionering
C
Imitatie
D
Inprenting

Slide 6 - Quiz

Na het horen van een knal gooit je kamergenoot een prop tegen je hoofd. Na een tijd duik je vanzelf weg bij het horen van de knal. Welk leerproces is dit?
A
Operante conditionering
B
Klassieke conditionering
C
Gewenning
D
Inzicht

Slide 7 - Quiz

5. Sociaal gedrag
  • = gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.

  • Handelingen = signalen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

* Voortplantingsgedrag, balts en paring.
  • Balts = karakteristieke signalen --> gedragsketen
                     - soortspecifiek
                     - verhoogt bereidheid tot paring
                     - vermindert de agressie tussen partners
  • Geritualiseerd gedrag
  • Bronst


Slide 10 - Slide

* Territoriumgedrag en conflictgedrag.
  • Territorium --> voedsel en ruimte om nakomelingen groot te
      brengen.
  • Dreiggedrag
  • Overspronggedrag

Slide 11 - Slide

* Rangorde en statenvormende insecten.
  • Conflicten voorkomen vb. bavianen
  • Dreig- en imponeergedrag
  • Verzoeningsgedrag

  • Staten --> taakverdeling

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wie vertoonde in de vorige dia rolgedrag?
A
Alleen de vrouw.
B
Alleen de man.
C
De vrouw en de man.
D
Geen van beiden.

Slide 14 - Quiz