3 vwo hoofdstuk 6

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom

Aantekeningen

&

iPads (lessonup.com/code)

Planning vandaag: H6 afronden

• 6.1 en 6.2 herhalen
• 6.3 introduceren
• Gevangenendilemma opdracht 23 

Lesdoelen H6

6.1: zwijgen of praten?

• Gevangenendilemma , matrix aflezen,  dominante strategie

6.2: Het ene goed is het andere niet:

• Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?

6.3

• ?

Als het door de markt (door bedrijven) wordt geproduceerd, dan is het een...

1. Individueel goed
2. Collectief goed
3. Quasi-collectief goed
4. Collectieve goed OF quasi-collectief goed (worden beiden door de ~ geproduceerd)

Als het door de overheid wordt geproduceerd dan is het een...

1. Individueel goed
2. Collectief goed
3. Quasi-collectief goed
4. Collectieve goed OF quasi-collectief goed (worden beiden door de overheid geproduceerd)

1. Individueel goed: gemaakt door bedrijven
2. Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
3. Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
4. Ik weet het niet zeker

1. Individueel goed: gemaakt door bedrijven
2. Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
3. Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
4. Ik weet het niet zeker

1. Individueel goed: gemaakt door bedrijven
2. Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
3. Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
4. Ik weet het niet zeker

1. Individueel goed: gemaakt door bedrijven
2. Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
3. Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
4. Ik weet het niet zeker

1. Individueel goed: gemaakt door bedrijven
2. Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
3. Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
4. Ik weet het niet zeker

Lesdoelen H6

6.1: zwijgen of praten?

• Gevangenendilemma , matrix aflezen,  dominante strategie

6.2: Het ene goed is het andere niet:

• Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?

6.3: Wie heeft er profijt van?

• Wat is de collectieve sector? 
• Wat zijn externe effecten?

Lesdoelen H6

6.1: zwijgen of praten?

• Gevangenendilemma , matrix aflezen,  dominante strategie

6.2: Het ene goed is het andere niet:

• Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?

6.3: Wie heeft er profijt van?

• Wat is de collectieve sector? 
• Wat zijn externe effecten?

6.3 Collectieve sector:

4 lagen van de overheid

1. Rijksoverheid
2. Provincies
3. Gemeenten 
4. Waterschappen

Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)

6.3 Externe effecten

Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen

Externe effecten

Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen

Positief extern effect

Externe effecten

Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen

Negatief extern effect

Gevangenendilemma

Opdracht 23 (p. 178)

Individueel belang = de persoon kiest alleen wat het beste is voor zichzelf

Collectief belang = de optimale uitkomst waarin het belang van alle betrokkenen het beste wordt gediend (alleen mogelijk bij samenwerking en vertrouwen)

Gevangenendilemma

Opdracht 23

Individueel belang = de persoon kiest alleen wat het beste is voor hem/haarzelf

Collectief belang = de optimale uitkomst waarin het belang van alle betrokkenen het beste wordt gediend

Lesdoelen H6

6.1: zwijgen of praten?

• Gevangenendilemma , matrix aflezen,  dominante strategie

6.2: Het ene goed is het andere niet:

• Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?

6.3: Wie heeft er profijt van?

• Wat is de collectieve sector:
• Externe effecten = invloed van een
  product op anderen die er niet
  voor betaald hebben of betaald krijgen
• Individueel belang = de persoon kiest alleen wat het beste is voor hem/haarzelf
  
• Collectief belang = de optimale uitkomst, waarin het belang van alle betrokkenen het beste wordt gediend

6.3 Collectieve sector:

4 lagen van de overheid

1. Rijksoverheid
2. Provincies
3. Gemeenten 
4. Waterschappen

Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)