Les 30-03

Cours du 30-03
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Cours du 30-03

Slide 1 - Slide

Programme
- répéter                                                 (10 min)
   - 'klokkijken'                           
   - 'aller'
 - Bespreken bijv. naamwoord.        (10 min)
 - Zelfstandig oefenen extra              (20 min)
   opdrachten.
- Nabespreken                                      (15 min)
- Leerwerk


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na deze les ben je goed voorbereid op de leertoets. 

Slide 3 - Slide

Klok kijken
In het Frans zeggen ze eerst het
uur en daarna de hoeveelheid
minuten:
- Het is kwart over 4. 
> Il est 4 heures et quart
   (het is 4 uur en een kwartier)

Slide 4 - Slide

Als je wilt zeggen hoe laat het is begin je de zin met 
'Il est...'
Is het precies 1 uur > Il est une heure.
Is het precies 2 uur > Il est deux heures

Tussen het hele uur en het halve uur, komen er minuten 
bij en die worden gewoon achter het hele uur geplakt.

Tussen het halve en het hele uur, worden de minuten van 
het volgende hele uur afgetrokken, door het woordje moins 


Als je wilt zeggen hoe laat het is begin je de zin met 'Il est...'
 
Is het precies 1 uur > Il est une heure.
Is het precies 2 uur > Il est deux heures

Tussen het hele uur en het halve uur, komen er minuten
bij en die worden gewoon achter het hele uur geplakt.
> Il est quatre heures et dix (10 over 4, 16.10 uur)

Tussen het halve en het hele uur, worden de minuten van
het volgende hele uur afgetrokken, door het woordje moins
> Il est quatre heures moins cinq (het is 5 voor 4, 15.55 uur)

let op!  Bij zowel een kwart als bij een half uur, komt er ‘et’ (en) tussen.
             Een kwartier wordt aangegeven met quart en een half uur met demie .             



Slide 5 - Slide

il est deux heures

Slide 6 - Slide

Hoe zeg je:

Het is 5 uur?

Slide 7 - Open question

il est deux heures et quart

Slide 8 - Slide

Hoe zeg je dan:

Het is kwart over 6.

Slide 9 - Open question

il est deux heures et demie

Slide 10 - Slide

Hoe zeg je:

Het is half 2.

Slide 11 - Open question

il est trois heures moins le quart

Slide 12 - Slide

Hoe zeg je:

Het is kwart voor 9.

Slide 13 - Open question

Aller -Gaan
Je vais
Tu vas
Il/elle/on va
Nous allons
Vous allez
Ils/elles vont

Slide 14 - Slide

Wij gaan:

Slide 15 - Open question

Zij gaat:

Slide 16 - Open question

Ik ga:

Slide 17 - Open question

Jullie gaan:

Slide 18 - Open question

jij gaat:

Slide 19 - Open question

Zij gaan:

Slide 20 - Open question

Bijv. naamwoord
We gaan nu het bijvoeglijk naamwoord bespreken die jullie gisteren gemaakt hebben. 
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Maintenant c'est à vous:
Faire extra opdrachten die jullie nu voor je hebben liggen. 




Klaar? Leren voor de toets.
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Leerwerk voor de volgende les (toets)
- Bijv. naamwoord (chapitre 5, boek 1B, blz 36-37)
- kloktijden (boek 1B, blz 161-162)
- aller (chapitre 6, boek 1B, blz 74)
- woorden chapitre 6 (blz 1B 78-79)
- zinnen chapitre 5 en 6 (alle phrases Clés, 1B blz 42 en 80 )

Slide 23 - Slide