sociale en recreatieve activiteiten les 1

1 / 36
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

leerdoelen 
  • Assisteren bij sociale en recreatieve activiteiten
  • Het benoemen van soorten activiteiten. 
  • Het benoemen van sportieve activiteiten. 

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
theorie
filmpjes
groepsquiz
individueel zelfportret
groepsopdracht schilderij 

Slide 4 - Slide

welke activiteiten deed jij als kind?

Slide 5 - Mind map

Welke spellen speelde jij vroeger?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Video

wat heb je gezien in het film fragment?

Slide 8 - Mind map

Wat is recreatie?
Onder recreatie verstaat men alle vormen van vrijetijdsbesteding, alle activiteiten die kunnen worden gedaan naast de dagelijkse verplichtingen als werken, huishouden en zorg voor anderen. Recreëren doet men voor ontspanning en vermaak.
Het woord recreatie duidt op vernieuwing
Re = her, opnieuw
Creatie = maken, scheppen
Herscheppen, opnieuw maken
Latijn recreāre ‘opnieuw scheppen, weer doen opleven, verkwikken

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Soorten activiteiten 
- Individuele activiteiten


- Groepsactiviteiten 

Slide 11 - Slide

Sportieve activiteiten 
Bij sportieve activiteiten kun je denken aan bewegen, denk bijvoorbeeld aan voetballen. 
Met welke doelgroep kan je voetballen?
Met welke doelgroep kun je niet voetballen?

Slide 12 - Slide

VVE: Voorschoolse/ vroegschoolse educatie
  • Voorschoolse educatie. Dit gebeurt op de peuterspeelzaal en/of het kinderdagverblijf en richt zich op peuters van 2 à 2,5 en 3 jaar. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.

  • Vroegschoolse educatie. Dit gebeurt op de basisschool en is gericht op kleuters. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Voorlezen 
  • Voorlezen is belangrijk voor de taalontwikkeling. 
  • Iedere week gaat er iemand voorlezen. 
  • (telt voor een cijfer)

Slide 15 - Slide

Hoe oud wordt een dolfijn ongeveer:
A
10
B
30
C
20
D
40

Slide 16 - Quiz

wat voor kleur heeft een klaver?
A
wit en zwart
B
roze en rood
C
groen en blauw
D
wit en roze

Slide 17 - Quiz

Noem minstens 2 soorten witte groente?

Slide 18 - Open question

Een moskee ga je binnen zonder...
A
Hoed
B
geld
C
schoenen

Slide 19 - Quiz

In welke land brengen ruim 4 miljoen Nederlanders hun vakantie door?
A
Duitsland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
België

Slide 20 - Quiz

Wat wilde je worden toen je klein was?

Slide 21 - Open question

In welke land ligt de stad die vroeger Buitenzorg heette?
A
In China
B
In Duitsland
C
IN Italië
D
IN Indonesië

Slide 22 - Quiz

Waarmee is de worstsoort Salami voornamelijk gekruid?

Slide 23 - Open question

Van welke vruchten maakt een men Cider?
A
druiven
B
pruimen
C
appels

Slide 24 - Quiz

Aan welke rivier ligt Antwerpen?
A
Rijn
B
Maas
C
Schelde

Slide 25 - Quiz

Wat was het kenmerk van Theo en Thea?
A
Kleding
B
tanden
C
stem

Slide 26 - Quiz

Welke Koekjes hebben met een mannetjesgeit te maken?
A
Boterkoek
B
Choco Prince
C
bokkenpootjes
D
Bastogne

Slide 27 - Quiz

Wat betekent Scharlaken?
A
spotten
B
rode stof
C
rode kleur

Slide 28 - Quiz

Een gebakken ei met een hele dooier noemen we een....
A
omelet
B
uitsmijter
C
spiegelei

Slide 29 - Quiz

wat voor lekkernij hoort bij een geboorte?

Slide 30 - Open question

Waar wordt de kaasmarkt gehouden?
A
Gouda
B
Alkmaar
C
Edam

Slide 31 - Quiz

Wat hoort niet in het Rijtje Thuis?
A
tomaat
B
eikel
C
appel
D
pruim

Slide 32 - Quiz

wat vond je van deze activiteit?

Slide 33 - Open question

Eindopdracht
  • Collage maken over sociaal gedrag.
     Tip gebruik -> https://www.collage.nl 
  • Het activiteitenprogramma (individueel).
     1. Kies een doelgroep en een thema.
     2. Maak een programma van 1 week met 2 activiteiten per dag. 
     3. De activiteiten hebben iets te maken met de thema die je hebt gekozen. 
     4. De activiteiten zijn gevarieerd en sluit aan de ontwikkeling van je doelgroep. 
  • Poster maken
     1. Heeft een programma voor een week.
     2. Laat duidelijk de activiteiten zien rondom het gekozen thema.
     3. Heeft illustraties. 
     4. Nodigt uit tot deelname of opgave. 
  • Beschrijf welke middelen en materialen je nodig hebt ( maak een materialen lijst). 
  • Voorlezen in de les





Slide 34 - Slide

Huiswerk (Boom)
Opdracht: 1, 2 en 3 

Slide 35 - Slide

Wat heb je geleerd?
Tips/tops

Slide 36 - Mind map