Opdracht 1 | Atlasvaardigheden

M&M
Atlasvaardigheden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

M&M
Atlasvaardigheden

Slide 1 - Slide

De leerdoelen van deze les zijn:

1. verschillende kaarten benoemen.

2. onderdelen van een kaart benoemen.

3. van elk onderdeel de definitie benoemen.

4. landen, plaatsten, rivieren etc. opzoeken met behulp van het register en coördinaten.

Slide 2 - Slide

Een kaart is een hulpmiddel om te laten zien hoe een gebied eruit ziet. Er zijn vier soorten kaarten.

Maar eerst, om een kaart te lezen heb je volgende onderdelen nodig:
1. Titel. Waarover gaat de kaart?
2. Legenda. De betekenis van de kleuren en symbolen worden van de kaart uitgelegd.
3. Schaal. Hoe vaak is de kaart verkleind? Wat is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?
4. Noordpijl. Welke kant op is het Noorden?
 Voor je eigen omgeving gebruik je een topografische kaart. Bijna elk huis en weggetje staan erop.

Een overzichtskaart geeft een overzicht van een grote gebied. Je kunt een overzichtskaart goed gebruiken om te zien waar een plaats of gebied ligt. Je hebt twee soorten overzichtskaarten:

    Natuurkundige overzichtskaart: natuurlijke verschijnselen zoals bergen, rivieren, hoogte en diepte.
    Staatkundige overzichtskaart: grenzen van landen en/of provincies, grote steden en belangrijkste wegen.

Een thematische kaart gaat altijd over één bepaald onderwerp, bijvoorbeeld klimaten of vulkanen.

Een kaart is een hulpmiddel om te laten zien hoe een gebied eruit ziet. Er zijn verschillende soorten kaarten.

Maar eerst, om een kaart te lezen heb je volgende onderdelen nodig:
1. Titel. Waarover gaat de kaart?
2. Legenda. De betekenis van de kleuren en symbolen worden van de kaart uitgelegd.
3. Schaal. Hoe vaak is de kaart verkleind? Wat is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?


Een overzichtskaart geeft een overzicht van een grote gebied. Je kunt een overzichtskaart goed gebruiken om te zien waar een plaats of gebied ligt. 
Een overzichtskaart van een klein gebied heet een topografische kaart. Op topografische kaarten staan bijna alle wegen en gebouwen in een gebied apart ingetekend.

Een thematische kaart gaat altijd over één bepaald onderwerp, bijvoorbeeld klimaten of vulkanen.

Slide 3 - Slide

Lees de drie omschrijvingen. Welk soort kaarten past bij iedere omschrijving?

A. Dit zijn kaarten waarop de werkelijkheid zo volledig mogelijk wordt aangegeven, zoals hoogteverschil,   rivieren, grondgebruik, dorpen, steden en wegen.

  B. Deze kaarten zijn zeer nauwkeurig en volledig. Een andere naam is 'stafkaart'. De schaal van deze kaarten is 1:10.000 tot 1:100.000.

  C. Dit zijn kaarten die gaan over een bepaald onderwerp. Denk aan het klimaat, de industrie, bevolkingsspreiding, etc
Thematische kaart
Topografische kaart
Overzichtskaart

Slide 4 - Drag question

Achter in de atlas begint het registergedeelte. Dit is een opzoeksysteem. Je kan achterin de atlas snel kaarten vinden van landen, plaatsen en nog meer. Het register begint met het landenregister, hierin kan je de kaarten van alle landen ter wereld vinden.

Vervolgens staat daarna het topografisch namenregister. Dat is een lijst met alle aardrijkskundige namen. Achter iedere naam staat een pagina nummer en een letter met een getal. Die letter en dat getal zijn coördinaten. Ze verwijzen naar een vak op de kaartje waar je die plaats vindt.

In de kaft van de atlas vind je altijd de bladwijzers. Op deze manier kan je snel een overzichtskaart vinden.

Als laatste heb je ook nog een trefwoordenregister. Hierin vind je alle thematische kaarten.

In de registers staan achter de aardrijkskundige namen een paginanummer en een letter met een getal. Die letter en dat getal zijn de coördinaten. Ze verwijzen naar een vak op de kaart waar je die plaats vindt.

Slide 5 - Slide

Beantwoord de volgende zinnen, welk register hoort op de stippenlijntjes?

1. Als de naam van een land weet, maar je weet niet precies waar het land ligt, gebruik je het ………….
 2. De …….. vind je aan de binnenzijde van de achterkant van de atlas. Deze gebruik je als je ongeveer weet waar een land of stad ligt. Je ziet een kader om de landen waar een nummer bij staat. Het nummer is het nummer van de kaart.
3. In het ………… staan alle namen van dorpen, steden, rivieren en gebergten. Achter de naam staat de juiste kaart en het juiste kaartvak.
4. Moet je een kaart hebben die gaat over een bepaald thema of onderwerp dan kun je het best kijken in het …………………..


Landenregister
Topografische namenregister
Bladwijzers
Trefwoordenregister

Slide 6 - Drag question

Ga naar de bladwijzer.

Welke kaarten zijn samen een overzichtskaart van Zuid-Nederland?

Op welke kaart vind je het land Marokko?

Slide 7 - Open question

Ga naar het landenregister.

Op welke kaart vind je het land Chili?

Op welke kaarten vind je het land Zweden?

Slide 8 - Open question

Ga naar het register van topografische namen. Noteer het kaartvak erachter.

Op welke kaart vind je de stad Alberta?

En op welke kaart de stad Renaix?

Slide 9 - Open question

Ga naar het trefwoordenregister.

Op welke kaarten vind je informatie over het Boeddhisme?

En op welke kaarten vind je informatie over Ontdekkingsreizen?

Slide 10 - Open question

Leerdoelen check
Welke vier verschillende kaarten zijn er?

Slide 11 - Open question

Leerdoelen check
Uit welke onderdelen bestaat een kaart?

Slide 12 - Open question

Leerdoelen check
Wat is de schaal van de kaart?

Slide 13 - Open question

Leerdoelen check
Wat is de legenda?

Slide 14 - Open question

Leerdoelen check
Waarom is een titel onmisbaar op een kaart?

Slide 15 - Open question

Leerdoelen check
Waar vind je de registers in een atlas?

Slide 16 - Open question

Leerdoelen check
Waar vind je de bladwijzer?

Slide 17 - Open question

Leerdoelen check
Wat staat er in het landenregister?

Slide 18 - Open question

Leerdoelen check
Wat staat er in het trefwoordenregister?

Slide 19 - Open question

Leerdoelen check ingevuld?
Ga samen met je talking partner elkaars antwoorden controleren en verbeter elkaar.

Slide 20 - Slide