3.3 Een welvarende tijd

1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

3.3 een welvarende tijd

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
  • WO 1 is in 1918 afgelopen
  • Veel landen in Europa hebben enorme schade
  • De kaart van Europa ziet er anders uit: er zijn nieuwe landen bijgekomen




Slide 3 - Slide

Hoe gaat het met de economie na de WO1 (1920)?

Slide 4 - Slide

Hoe gaat het nu verder?
  • Na de oorlog worden landen weer opgebouwd
  • De jaren ‘20 zijn voor veel landen een welvarende tijd
  • Vooral in de VS gaat het economisch goed: sterkste industrieland

Na de Eerste Wereldoorlog willen mensen genieten van het leven:
- feesten
- dansen (nieuwe muzieksoort Jazz)
- vrouwen gaan zich anders kleden en gedragen
- veel geld uitgeven aan leuke dingen 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De VS in de jaren '20
  • De VS werden begin 20e eeuw het sterkste industrieland ter wereld
  • Henry Ford maakt auto’s met de lopende band: een nieuwe manier van produceren
  • De welvaart in de VS nam enorm toe in de jaren '20
  • Er ontstond een 'consumtiemaatschappij'
  • Veel mensen kopen “op krediet”

Slide 7 - Slide

De VS als eerste consumptiemaatschappij
  • De Amerikanen produceerden sneller en goedkoper dan de Europeanen
  • De Amerikaanse economie bloeide op en de welvaart nam toe
  • Keukenapparatuur, stofzuigers, radio's, auto's en andere luxeartikelen kochten mensen. 

Slide 8 - Slide

Krediet

- Mensen kochten spullen op lening / afbetaling


De bank schoot het geld voor


--> Geld moest rollen!

Slide 9 - Slide

Hoe veranderde de Amerikaanse cultuur?

Slide 10 - Slide

De jaren 20 werden de roaring 20's genoemd in de VS. 
Er was tijd en geld genoeg om naar feesten, bioscopen etc te gaan.
De mentaliteit van Amerikanen veranderd. 
Manier van denken. Amerikanen wilden niet meer zuining zijn, maar  geld uitgeven!
Conservatieven amerikanen waren het niet met deze mentaliteit eens. 
Conservatief: iemand die in de politiek streeft naar oude toestanden. Zij waren tegen het gebruik van alcohol en feesten. 

Slide 11 - Slide

Jaren '20 in NL
  • In Nederland was er geen consumptiemaatschappij zoals in de VS
  • Wel ging het economisch goed, vooral door de vraag naar Nederlandse industrieproducten en de scheepsbouw (Rotterdam belangrijk als havensstad)

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Wat: Maak opdracht 1 t/m 4 van paragraaf 3.3 op blz. 72/73
Hoe: Je werkt alleen (zelfstandig)
Hulp: Handboek -> klasgenoot -> docent
Tijd: Tot het einde van de les
Resultaat: Je hebt de meeste opdrachten al gemaakt, waardoor je minder huiswerk hebt

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Belangrijke data!!!
Klas 2BL2
SO 3.3 + 3.4
  • 23-01-2023

Proefwerk H3
  • 26-01-2023
Klas 2BL1
SO 3.3 + 3.4
  • 24-01-2023

Proefwerk H3
  • 26-01-2023

Slide 16 - Slide

3.3 een welvarende tijd
(deel 2)

Slide 17 - Slide

Hoe werd Italië een totalitaire dictatuur?

Slide 18 - Slide

Na WO1 was Italië een parlementaire democratie net als Nederland.

1922: Mussolini wordt regeringsleider.  
  • Niemand mocht wat inbrengen en Italie werd een totalitaire dictatuur. 
  • Zijn ideologie was het fascisme 

Mussolini werd een grote leider : Il ducce 

Slide 19 - Slide

Hebben we goed opgelet?
Inloggen in lessonup!!!

Slide 20 - Slide

Waarom werden de jaren '20 de 'Roaring Twenties' genoemd?
A
Er werd veel gedanst
B
Er werd veel gerookt
C
Het was een levendige tijd
D
Kopen op afbetaling kwam opzetten

Slide 21 - Quiz

Wat is géén kenmerk van de Roaring Twenties?
A
Jazz.
B
Sport arenas.
C
Consumptie.
D
Jukebox.

Slide 22 - Quiz

Bestudeer eerst
de bron.

Welk begrip past
het beste bij de
bron?
A
consumptiemaatschappij
B
depressie
C
krediet
D
New Deal

Slide 23 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met:
Krediet
A
Dat je neutraal bent
B
Dat er aan twee kanten wordt gevochten
C
Een lening
D
Een televisie-omroep

Slide 24 - Quiz

Wat was een oorzaak van Amerikanisering?
A
de consumptiemaatschappij
B
de wederopbouw
C
de jongerencultuur
D
het marshallplan

Slide 25 - Quiz

Welk woord past bij de omschrijving
Iemands manier van denken en doen,
A
geest
B
cultuur
C
mentaliteit
D
gedrag

Slide 26 - Quiz

Herhaling!
Waar streefden de conservatieve liberalen naar?
A
De conservatieve liberalen wilden dat alles bij het oude bleef.
B
De conservatieve liberalen wilden dat ook het bijzonder onderwijs betaald werd.
C
De conservatieve liberalen wilden dat er algemeen kiesrecht kwam.
D
De conservatieve liberalen wilden dat vrouwen gelijke rechten hadden als mannen.

Slide 27 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met:
Krediet
A
Dat je neutraal bent
B
Dat er aan twee kanten wordt gevochten
C
Een lening
D
Een televisie-omroep

Slide 28 - Quiz


Gebruik de bron
→Welke ideologie (=manier van denken) herken je in de bron?

A
fascisme
B
antisemitisme

Slide 29 - Quiz

Wie was de bedenker van het fascisme?
A
Benny Mussolini
B
Bert Mussolini
C
Benito Mussolini
D
Bernard Mussolini

Slide 30 - Quiz

Mussolini was een:
A
Nazi
B
Democraat
C
Dictator
D
Racist

Slide 31 - Quiz

Hoe noem je politieke reclame?
A
propaganda
B
persoonverheerlijking
C
interbellum
D
totalitairisme

Slide 32 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij het Facisme?
A
Democratisch bestuur
B
Nationalisme
C
Persoonsverheerlijking
D
Geweld

Slide 33 - Quiz

Waar zorgde de hogere lonen voor?
A
Meer huizen
B
Meer sparen
C
Meer banen
D
Consumptiemaatschappij

Slide 34 - Quiz

Aan de slag
Wat: Maak de opdrachten 1 t/m 6 van par. 3.3 in je werkboek
Hoe: Je werkt alleen (zelfstandig)
Hulp: Handboek ->  docent
Tijd: Tot het einde van de les
Resultaat: Je hebt de meeste opdrachten al gemaakt, waardoor je minder huiswerk hebt
Klaar? Maak test jezelf op blz. 84/85

Slide 35 - Slide

Tijd over?
Filmpje over de beurskrach 
(Par 3.4)

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video