2B thema 3.5 de nieren

De nieren
Thema 3 basisstof 5
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De nieren
Thema 3 basisstof 5

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van het hart?

Slide 2 - Slide


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 3 - Quiz

Hoe stroomt het bloed in je slagaders?
A
Naar je hart toe
B
Van je hart af

Slide 4 - Quiz

Hoeveel kamers heeft het hart?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 5 - Quiz

Hoe heet het bloedvat dat van het hart naar de longen gaat?
A
Longader
B
Longslagader
C
Longhaarvat

Slide 6 - Quiz

Hoevaak gaat het bloed door het hart?
A
1x
B
2x
C
3x
D
4x

Slide 7 - Quiz

Kijk naar het hart.
welke harthelft
is rood gekleurd?
A
linkerhelft
B
rechterhelft

Slide 8 - Quiz

Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D

Slide 9 - Quiz

Welke kant van het hart bevat bloed dat zuurstofrijk is?
A
Links
B
Rechts

Slide 10 - Quiz

De nieren
BS4

Leerdoel: Je kunt de werking van de nieren benoemen

Slide 11 - Slide

Afvalstoffen kwijt raken= uitscheiden
Afvalstoffen van de verbranding raakt je lichaam kwijt:
  • Koolstofdioxide door je longen
 
  • Water door je
- Nieren (urine)
- Huid (zweet) 
- Longen (uitademen)

Slide 12 - Slide

Urine
Urine bestaat uit water en afvalstoffen.
De kleur van je urine vertelt je of je genoeg drinkt. 

 

Slide 13 - Slide

Hoe werken je nieren?
Nieren zuiveren je bloed met filtertjes

Urine: water met opgeloste afvalstoffen
Blaas: tijdelijke opslagplaats van urine

Slide 14 - Slide

Onderdelen mannelijk geslachtsorgaan
Plasbuis: Uitgang van het sperma en urine om lichaam te verlaten

zwellichaam:
Kan zich volzuigen met bloed en zo de erectie veroorzaken

Slide 15 - Slide

Uitscheiding = afvalstoffen uit  je lichaam
- Nieren (maken er urine/plas van)
- Longen (koolstofdioxide gaat uit je lichaam door uitademen)

Slide 16 - Slide

Baarmoeder.
De eicellen worden door de eileiders naar de baarmoeder vervoerd.
1
Eileider
Vanuit de eierstok komt een eicel in de eileider. Deze vervoert de eicellen richting de baarmoeder
2
Eierstok
In de eierstok ontwikkelen zich de eicellen. Dat begint in de pubertijd en eindigt vanaf ong. 50 jaar. Dan raakt een vrouw in de overgang. De overgang kan enkele jaren duren.
3
Urineblaas: Opslagplaats voor urine
4
Eierstok
Ongeveer eenmaal per 4 weken komt een eicel vrij uit de eierstok.
Dit heet ovulatie of eisprong. 
Meestal komt er om de beurt een eicel vrij in uit een eierstok.
3
Urinebuis: vervoert urine
5
Vagina: Opening tussen de benen van een vrouw. Komt aan de binnenkant uit in de baarmoeder. Bij geslachtsgemeenschap komt het sperma in de vagina en 'zwemmen' de zaadcellen naar de baarmoeder en de eileiders. In de eileider kan bevruchting plaatsvinden.
6
Namen van de onderdelen leren 
en de functies kennen.
Bevruchting 

Slide 17 - Slide

aan de slag
Maken thema 3 basisstof 5: 1 t/m 8

Slide 18 - Slide