Les 5 Personeelszaken

Les 5: Personeelszaken
- Lesduur 1,5 uur
- Leerdoelen
- Theorie Basis Management
Pagina 19 t/m 21 van je moduulboek Basis Management
- Quizvragen
- Uitleg opdracht marketing paragraaf 3.6 moduulboek
- Afsluiting

1 / 22
next
Slide 1: Slide
PersoneelsbeleidMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 5: Personeelszaken
- Lesduur 1,5 uur
- Leerdoelen
- Theorie Basis Management
Pagina 19 t/m 21 van je moduulboek Basis Management
- Quizvragen
- Uitleg opdracht marketing paragraaf 3.6 moduulboek
- Afsluiting

Slide 1 - Slide

Planning komende weken
Les 1 Marketing
Les 2 Marketing
Les 3 Bedrijfseconomie
Les 4 Bedrijfseconomie 
Les 5 Personeelszaken
Les 6 Personeelszaken
-> Indien er meer lessen dan 6 zijn ingeroosterd dan zijn er in les 7 presentaties.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen les 5
- De student weet wanneer een arbeidsovereenkomst tot stand komt.
- De student weet welke afspraken er gemaakt worden in een arbeidsovereenkomst.
- De studenten kan voorbeelden noemen van verschillende arbeidsovereenkomsten.

Slide 3 - Slide

Arbeidsvoorwaarden zijn....
Afspraken die gelden en vermeld staan in een arbeidsovereenkomst als iemand ergens werkt.
Voorbeeld: aantal uur, werktijden, hoeveel je gaat verdienen -> dit staat allemaal in je arbeidscontract.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke onderdelen staan er in een contract/AO?
  • Proeftijd en contract duur 
  • Oproep regelingen 
  • Opzegtermijn 
  • Functie 
  • Vakantie
  • CAO (wel of geen aanwezig) 
  • Geheimhoudingsplicht 
  •  Ziekteverzuim 
  • Concurrentie/ relatiebeding
  • Overwerk 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vast, tijdelijk, flexibel, oproep?
* Een vaste baan: een contract voor onbepaalde tijd
* Een tijdelijke baan: een contract voor bepaalde tijd
* Oproepovereenkomst
* Nulurencontract 
* Freelancer


Slide 8 - Slide

Brutoloon en nettoloon
Loon is meestal de belangrijkste arbeidsvoorwaarde.

Brutoloon: Loon die op je arbeidscontract staat, krijg je niet op je bankrekening. 
Nettoloon: Loon die je overhoudt na het aftrekken van loonbelasting en sociale premies. 

Slide 9 - Slide

 11 Quizvragen 

Slide 10 - Slide

Welk contract wordt in de volksmond ook wel het 'vast contract' genoemd?
A
Fulltime contract
B
Parttime contract
C
Contract voor onbepaalde tijd
D
Contract voor bepaalde tijd

Slide 11 - Quiz

Welke soorten arbeidscontract zijn er?

Slide 12 - Open question

Hoe vaak kan een tijdelijk contract worden verlengd?

Slide 13 - Open question


Wat is een ander woord voor "Loon"
A
Opmaken
B
Beloning
C
Weggooien
D
Salaris

Slide 14 - Quiz

Hoe lang duurt een proeftijd maximaal?

Slide 15 - Open question

Wat betekend minimumloon?
A
Zo heet het salaris voor jongeren.
B
Hierbij ontvang je je salaris in contant geld.
C
Dit is het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
D
Hier heb je altijd recht op ongeacht onder welke omstandigheden.

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen Bruto -en netto loon?

Slide 17 - Open question

Werkgever en werknemer mogen afspraken maken die afwijken van de CAO of de wet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Bij hoeveel uur per week werken spreken we ook wel van een fulltime contract?

Slide 19 - Open question

Marleen heeft een nulurencontract. Ze heeft het afgelopen jaar telkens 12 uur per week gewerkt. Marleen breekt haar been. Heeft zij nu recht op loondoorbetaling?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Kan een contract voor bepaalde tijd
tussentijds worden opgezegd?

Slide 21 - Open question

Uitleg opdracht personeelszaken
Maak groepjes van twee studenten. Met een klasgenoot ga je heel praktisch aan de slag met de verschillende CAO’s. Een hulpmiddel om de juiste CAO te kunnen vinden is bijvoorbeeld: https://loonwijzer.nl



1. Benoem minimaal 4 cao’s van bedrijven in de dierenbranche.
2. Benoem mimimaal 2 voordelen van een cao en minimaal 2 nadelen van een cao.

Zoek de CAO Dibevo Dierenspeciaalzaken
Zoek in jullie cao het volgende op:
a) Hoeveel verdien je bruto als dierverzorger over 2 jaar en over 5 jaar?
b) Hoeveel uren werk je per week of per maand bij een volledige werkweek?
c) Hoeveel vakantiedagen krijg je en wanneer vervallen ze?
d) Hoe zit het met uitbetalen van overuren?
e) Wat is het overwerktarief van maandag t/m vrijdag van 6:00 tot 22:00 uur?
4. Wat voor arbeidscontract heb jij? Noem twee voordelen en de twee nadelen van jouw arbeidscontract.







Slide 22 - Slide