wiederholung

Wiederholung
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wiederholung

Slide 1 - Slide

Die Planung
  • Modalverben
  • Konjuktiv 2
  • Wechselpräpositionen 

Slide 2 - Slide

Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
müssen
sollen
kunnen
mogen, toestemming hebben
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
leuk vinden, lusten, aardig vinden
willen
wollen
mögen
dürfen
können

Slide 3 - Drag question

Op welke 2 regels moest je letten bij het vervoegen van modale werkwoorden?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Lies die sätze und wähle das passende Verb.
Er kann/muss leider nicht kommen. Er is krank

A
kann
B
muss

Slide 6 - Quiz

Lies die sätze und wähle das passende Verb.
Ich darf/will heute Abend nicht ausgehen. Mein Vater erlaubt es mir nicht.
A
darf
B
will

Slide 7 - Quiz

Du musst/sollst jetzt den Geschirrspüler einräumen, sagte mein Vater
A
musst
B
sollst

Slide 8 - Quiz

Sie muss/soll morgen Überstunden machen, weil sie Geld braucht
A
muss
B
soll

Slide 9 - Quiz

Hoe moet je de Konjunktiv 2 vervoegen? Wat zijn de 2 uitzonderingen?

Slide 10 - Open question

Met welk werkwoord maak je de zou vorm als het werkwoord in de zin geen eizen zou-vorm heeft?

Slide 11 - Open question

Lies dei Sätze. Notiere sie in der zou-vorm.
Ich kann das nicht.

Slide 12 - Open question

Lies die Sätze. Notiere sie in der zou-vorm.
Evi isst Salat

Slide 13 - Open question

Sleep de voorzetsels naar de juiste naamval.
Dativ (3.)
Dativ oder Akkusativ
Akkusativ (4.)
zu
durch
gegen
entlang
seit
aus
entgegen
für
ohne
mit
um
nach
von
außer
bis 
bei
gegenüber
an
auf
hinter
in
neben
unter
über
vor
zwischen

Slide 14 - Drag question

Hoe weet je bij een keuze voorzetsel of je de 3e of de 4e naamval krijgt?

Slide 15 - Slide

Leg de 7/2 regel uit

Slide 16 - Slide

Ich setze mich auf dem/den Bürostuhl.
A
dem
B
den

Slide 17 - Quiz

Jetzt schläft sie auf der/die Fensterbank
A
der
B
die

Slide 18 - Quiz

Mariska redet über ihrem/ihren Nebenjob
A
ihrem
B
ihren

Slide 19 - Quiz

Verbeter de fout in de zin
Die Einkäufe liegen auf das Kassenband.

Slide 20 - Open question

Feedback
Hebben jullie nog tips en tops voor mij?

Slide 21 - Open question