Les 3 - H3 Atoombouw Deel 2 (extra)

H3
§3.4 - Atoombouw Deel 2
1 / 32
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H3
§3.4 - Atoombouw Deel 2

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Herhaling: bouw van het atoom
  • => Atoomnummer, Protonen, Neutronen en elektronen

  • Nieuw: Isotopen 
  • => Elementen met verschillende massagetallen

Slide 2 - Slide

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 3 - Quiz

Waar bevinden zich de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 4 - Quiz

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
deeltje
lading
massa
plaats
1+
verwaarloosbaar
proton
neutron
elektron
kern
kern
geen
1-
elektronen-wolk
1,0u
1,0u

Slide 5 - Drag question

Atoombouw
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer. 

  • Veranderd het atoomnummer? Dan veranderd het atoomsoort.

Dus:
  • Atoomnummer = aantal protonen
  • Aantal protonen = Aantal elektronen
  • Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Slide 6 - Slide

Hoeveel protonen en neutronen heeft Aluminium met een massagetal van 27?
A
13 protonen 14 neutronen
B
13 protonen 27 neutronen
C
27 protonen 27 neutronen
D
27 protonen 14 neutronen

Slide 7 - Quiz

K-schil
L-schil
M-schil
Hoeveel elektronen heeft een chloor-atoom in elke schil?

(Er blijven een aantal over...)
8 elektronen
2 elektronen
7 elektronen
0 elektronen
8 elektronen
6 elektronen
18 elektronen

Slide 8 - Drag question

Bij het atoommodel van Bohr zitten de elektronen in schillen rond de kern. Hoeveel elektronen kunnen er maximaal in de schillen?
Schil 1
Schil 2
Schil 3
2 elektronen
4 elektronen
8 elektronen
8 elektronen
6 elektronen

Slide 9 - Drag question

Hoeveel neutronen heeft Au-196
A
196
B
117
C
118
D
200

Slide 10 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft Au-196
A
196
B
117
C
118
D
79

Slide 11 - Quiz

Isotopen
  • Meeste elementen hebben meerdere isotopen

  • Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een verschillend aantal neutronen
  • Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massagetal.

Slide 12 - Slide

Isotopen van waterstof
In de afbeelding zie je de verschillende isotopen van waterstof

Bij alle 3 isotopen geldt:
Atoomnummer = 1
=> dus: 1 proton & 1 Elektron

Massagetal is anders
=> aantal neutronen verschilt
Wordt ook we lgeschreven als 
H-1
H-2 
H-3

Slide 13 - Slide

Isotopen van koolstof




Bij allemaal geldt:
Atoomnummer = 6
=> dus: 6 protonen & 6 Elektronen

Massagetal is anders
=> aantal neutronen verschilt


Hieronder zie je 3 verschillende isotopen van koolstof.

Slide 14 - Slide

Maak nu de volgende vragen

Maak daarbij gebruik van je periodiek systeem dat in je boek staat.

Slide 15 - Slide

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 16 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 17 - Quiz

Als er dus een neutron in de kern bij komt dan:
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 18 - Quiz

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Hoeveel protonen heeft natrium met een massagetal van 24?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 20 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft natrium met een massagetal van 24?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 21 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft natrium met een massagetal van 24?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 22 - Quiz

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz


Er bestaan twee isotopen van zwavel, S-32 en S-34.
1. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen hebben deze isotopen?
2. Geef een overeenkomst tussen deze isotopen.
3. Geef een verschil tussen deze isotopen.

Slide 24 - Open question

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.

Zijn N-14 en C-14 isotopen van elkaar?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 25 - Quiz

Hiernaast staan drie kernen van verschillende atomen.
Welke van de afgebeelde kernen
zijn isotopen van elkaar?

Slide 26 - Open question

Hoeveel neutronen heeft dit isotoop?
A
3
B
7
C
10
D
4

Slide 27 - Quiz

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft:
A
protonen: 6 elektronen: 6 neutronen: 14
B
protonen: 6 elektronen: 6 neutronen: 8
C
protonen: 14 elektronen: 6 neutronen: 6
D
protonen: 14 elektronen: 14 neutronen: 6

Slide 28 - Quiz

Hoeveel protonen en hoeveel
neutronen heeft het
volgende atoom:
A
17 protonen 37 neutronen
B
37 protonen 17 neutronen
C
17 protonen, 17 neutronen
D
17 protonen 20 neutronen

Slide 29 - Quiz

Aan de slag 

  • Doorlezen heel boekje "atoombouw"

  • Maken:
      *Boekje §3.4 
        => opdr. 46, 49, 51, 57, 58, 60




  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op

  • Af? => Ga leren voor het HO
timer
5:00

Slide 30 - Slide

Filmpje 1
Het atoombouw

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video