Oefenvragen WOI

Vraag 1
Het opkomende nationalisme en het modern imperialisme zijn beiden belangrijke oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
  

a. Zijn het nationalisme en het modern imperialisme directe of indirecte oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog? Leg je antwoord uit.
b. Nadat in 1871 het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen omarmde Duitsland het modern imperialisme. Geef hiervoor twee redenen.
c. De wapenwedloop die na de Frans-Duitse Oorlog ontstond had verschillende gevolgen. Noem een gevolg op korte termijn en een gevolg op lange termijn.



1 / 7
next
Slide 1: Slide
geschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 7 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vraag 1
Het opkomende nationalisme en het modern imperialisme zijn beiden belangrijke oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
  

a. Zijn het nationalisme en het modern imperialisme directe of indirecte oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog? Leg je antwoord uit.
b. Nadat in 1871 het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen omarmde Duitsland het modern imperialisme. Geef hiervoor twee redenen.
c. De wapenwedloop die na de Frans-Duitse Oorlog ontstond had verschillende gevolgen. Noem een gevolg op korte termijn en een gevolg op lange termijn.



Slide 1 - Slide

Vraag 2
Lees de bron. In de bron staan de aanleiding, oorzaken en de reeks gebeurtenissen die leidden tot de Eerste Wereldoorlog, maar niet in de juiste chronologische volgorde.

a. Rangschik de gebeurtenissen in de historisch juiste chronologische volgorde.
b. Wat was de positie van Nederland in de Eerste Wereldoorlog?

Bron
A Scholier Princip schiet in Sarajevo de Oostenrijkse kroonprins dood.
B Duitsland geeft Oostenrijk-Hongarije de vrije hand om oorlog te voeren tegen Servië.
C Oostenrijk-Hongarije verdenkt Servië van de moordaanslag en eist eigen onderzoek.
D Duitsland valt zonder oorlogsverklaring het neutrale België binnen om doortocht te forceren naar Noord-Frankrijk.
E Duitsland verklaart de oorlog aan Rusland en Frankrijk en opent de aanval.
F Engeland vat schending van de Belgische neutraliteit op als oorlogsverklaring en verklaart de oorlog aan Duitsland.
G Rusland steunt Servië en mobiliseert troepen aan de grenzen met Oostenrijk-Hongarije en Duitsland.
H Frankrijk verklaart zich eensgezind met Rusland.










Slide 2 - Slide

Vraag 3 
I Het Von Schlieffenplan mislukte door het verzet van België, hulp van Engeland en overwinningen van Rusland aan het Oostfront.

II Engeland en Duitsland bevochten elkaar uitsluitend op zee: Engeland had het Kanaal vol mijnen gelegd en Duitse onderzeeërs bedreigden koopvaardijschepen.

Welke stelling is goed?
A. Beide zijn goed
B. I is goed en II is fout
C. I is fout en II is goed
D. Beide zijn fout


Slide 3 - Slide

Vraag 4
Welke twee oorzaken leidden in de Grote Oorlog tot veel verlies van manschappen en burgers terwijl relatief gezien de oorlog weinig voortgang had. 

Leg je antwoord uit.

Slide 4 - Slide

Vraag 5

Lees de bron op de volgende slide, een fragment uit de redevoering van president Wilson voor het Congres op 2 april 1917.

Welke twee argumenten gebruikt president Wilson om Amerikaanse deelname aan de oorlog te rechtvaardigen? 
Leg je antwoord uit aan de hand van de bron.

Slide 5 - Slide

'De Duitse onderzeebootoorlog tegen het handelsverkeer is een oorlog tegen de mensheid. Het is een oorlog tegen alle landen. Er werd geen onderscheid gemaakt, de oorlog gold de hele mensheid. leder land moet zelf besluiten hoe het daarop antwoordt. Onze beweegreden mag niet wraaklust zijn noch het verlangen de materiële macht van ons land in een overwinning te demonstreren, maar alleen het verantwoordelijkheidsgevoel voor de rechten van de mens. Mij diep bewust van de ernst en zelfs het tragisch karakter van de stap die ik zet, en van de zware verantwoordelijkheid die daaruit volgt, maar zonder aarzelen trouw aan hetgeen ik als mijn grondwettelijke plicht beschouw, adviseer ik het Congres te verklaren dat het recente optreden van de Duitse regering in werkelijkheid niets minder is dan een oorlog tegen de regering en het volk van de Verenigde Staten. Wij zullen strijden voor waarden die ons altijd het meest ter harte zijn gegaan: voor democratie, voor het recht van de onderdanen inspraak te hebben in hun eigen regering, voor de rechten en vrijheden van kleine landen, voor een algemene handhaving van het recht door een bond van vrije volken die alle landen vrede en veiligheid garandeert.'

Ontleend aan: J. Demey (e.a.), Geschiedenis in documenten (Amsterdam 1971)

Slide 6 - Slide

Vraag 6
Op 28 juni 1919 werd in Parijs de Vrede van Versailles ondertekend.

a. Noem de vier belangrijkste bepalingen uit het Verdrag van Versailles.
b. Wat gebeurde er met de Duitse keizer Wilhelm II?


Slide 7 - Slide