Kapitel 1 29-11-2022

Wilkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 52
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wilkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Der Unterrichtplan

Rückblick 'bezittelijk voornaamwoord"
Lektion 4 Aufg. 9 und 10 kontrollieren
Lektion 5 Aufg. 1 bis einschl. 3 kontrollieren
Erklärung ( = uitleg) het bezittelijk voornaamwoord
- Lektion 5  Aufg. 4 ( Hörfertigkeit)
- Aufg. 5 machen. 









 

Slide 3 - Slide

Die Lernziele:


-Je kunt het bezittelijk voornaamwoord juist toepassen




Slide 4 - Slide

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 5 - Quiz

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 6 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 7 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 8 - Quiz

Nu in het Duits!

Slide 9 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 10 - Quiz

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 11 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser(e)
B
euer(e)
C
ihr(e)
D
sie

Slide 12 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein(e)
B
sein(e)
C
ihr(e)

Slide 13 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer(e)

Slide 14 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer/ eure

Slide 15 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein(e)
B
ihr(e)
C
sein(e)
D
unser(e)

Slide 16 - Quiz


Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 17 - Quiz


Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 18 - Quiz


Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 19 - Quiz

Einde

Slide 20 - Slide


   Hausaufgaben
Lektion 4 Aufg. 9 und 10 kontrollieren
Lektion 5 Aufg. 1 bis einschl. 3 kontrollieren



    


Slide 21 - Slide

Hörfertigkeitsübung 4  ( gemeinsam)



Aufg. 5 selbstständig machen. 

Slide 22 - Slide

                               



                        Hausaufgaben: Aufg. 5 machen.
                          Lernen Wörter Lernbox Lektion 4 und 5 

Slide 23 - Slide

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 24 - Slide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 25 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 26 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
euer/eure
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 27 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 28 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 29 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 30 - Slide

Du hast jetzt die Theorie wiederholt ( = je hebt nu de theorie herhaald) also...
Kurz üben
(=even oefenen)

Slide 31 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Slide 32 - Open question

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Slide 33 - Mind map

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 34 - Quiz

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 35 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 36 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 37 - Quiz

Nu in het Duits!

Slide 38 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 39 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 40 - Quiz

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 41 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser(e)
B
euer(e)
C
ihr(e)
D
sie

Slide 42 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein(e)
B
sein(e)
C
ihr(e)

Slide 43 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer(e)

Slide 44 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer/ eure

Slide 45 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein(e)
B
ihr(e)
C
sein(e)
D
unser(e)

Slide 46 - Quiz


Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 47 - Quiz


Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 48 - Quiz


Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 49 - Quiz

Einde

Slide 50 - Slide


   

Macht jetzt: Lektion 4 Aufg. 9, 10 
                        Lektion 5 Aufg. 1 bis einschl. 3
timer
1:00

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide