medicatie quiz

Medicatie quiz
1 / 27
next
Slide 1: Slide
VpkMBOStudiejaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Medicatie quiz

Slide 1 - Slide

Wat is de werkzame stof in aspirine?
A
Paracetamol
B
Ibuprofen
C
Acetylsalicylzuur

Slide 2 - Quiz

Welke medicatie wordt vaak gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen?
A
Amoxicilline
B
Lisinopril
C
Metformine

Slide 3 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van antibiotica?

A
Hoofdpijn
B
Diarree
C
Slaperigheid

Slide 4 - Quiz

Welke medicatie wordt gebruikt om diabetes type 2 te behandelen?

A
Insuline
B
Warfarine
C
Metformine

Slide 5 - Quiz

Wat is de generieke naam voor Tylenol?
A
Ibuprofen
B
Paracetamol
C
Naproxen

Slide 6 - Quiz

Welke medicatie wordt vaak voorgeschreven voor allergieën?

A
Loratadine
B
Omeprazol
C
Simvastatine

Slide 7 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van statines?

A
Verlaging van cholesterol
B
Verlaging van bloeddruk
C
Behandeling van diabetes

Slide 8 - Quiz

Welke medicatie wordt gebruikt om astma-aanvallen te voorkomen?
A
Albuterol
B
Montelukast
C
Metoprolol
D
Alle 3

Slide 9 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van opioïden?
A
Misselijkheid
B
Droge mond
C
Hoofdpijn

Slide 10 - Quiz

Welke medicatie wordt vaak gebruikt om depressie te behandelen?
A
Fluoxetine
B
Lorazepam
C
Omeprazol

Slide 11 - Quiz

Wat is de generieke naam voor Advil?
A
Ibuprofen
B
Paracetamol
C
Naproxen

Slide 12 - Quiz

Welke medicatie wordt gebruikt om maagzuur te verminderen?
A
Omeprazol
B
Loratadine
C
Simvastatine

Slide 13 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van antihistaminica?
A
Slaperigheid
B
Hoofdpijn
C
Diarree

Slide 14 - Quiz

Welke medicatie wordt vaak gebruikt om reumatoïde artritis te behandelen?

A
Methotrexaat
B
Metoprolol
C
Montelukast

Slide 15 - Quiz

Welke medicatie wordt gebruikt om epileptische aanvallen te voorkomen?
A
Gabapentine
B
Metoprolol
C
Montelukast

Slide 16 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van diuretica?
A
Hoofdpijn
B
Droge mond
C
Frequent urineren

Slide 17 - Quiz

Welke medicatie wordt gebruikt om hypertensie te behandelen?

A
Amoxicillinum
B
Lisinoprilum
C
Metforminum

Slide 18 - Quiz

De arts schrijft adrenaline voor, maar je hebt alleen het volgende op voorraad. Welk middel neem je?
A
Efedrine
B
Emadine
C
Epinefrine
D
Erytromycine

Slide 19 - Quiz

NSAID’s (Non-Steroidal Anti Inflammatory Drugs) kunnen maag- en darmklachten veroorzaken. Wat is juist?
A
Een NSAID wordt bij voorkeur als zetpil gegeven.
B
Roken en stress vergroten het risico op een maagzweer.
C
Het gebruik van een maagwandbeschermer kan helpen om maagproblemen door NSAID’s te voorkomen.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct.

Slide 20 - Quiz

Nadat een patiënt wordt gediagnosticeerd met Diabetes Mellitus type 2, is de eerste stap van de behandeling:
A
Een leefstijl wijziging
B
Metformine
C
Gliclazide
D
Insuline

Slide 21 - Quiz

Welk medicijn is géén antibioticum?
A
Adrenaline
B
Ciprofloxacine
C
Cotrimoxazol
D
Nitrofurantoïne

Slide 22 - Quiz

Welk middel wordt voorgeschreven bij een te hoge bloeddruk?
A
Adalat (Nifedipine)
B
Amoxicilline
C
Amitriptyline
D
Alfusozine

Slide 23 - Quiz

Welke pijnstiller wordt onder andere gebruikt als pleister?

A
Furosemide
B
Fentanyl
C
Flucloxacilline
D
Fludrocortison

Slide 24 - Quiz

Je patiënt krijgt de opdracht om zijn testosteron gel dagelijks op zijn schouders en buik uit te smeren. Hoe wordt dit medicament toegediend?

A
Oraal
B
Dermaal
C
Subcutaan
D
Intracutaan

Slide 25 - Quiz

Welke medicatie wordt voorgeschreven voor verlichten van pijn?
A
Analgetica
B
Antihistaminica
C
Antidiuretica
D
Antibiotica

Slide 26 - Quiz

Fijne weekend
Voor de studenten die bezig moeten zijn, doe dat vooral!

Slide 27 - Slide