Marktmacht ontstaat als er aanbieders van een product de prijs kunnen beïnvloeden -> er is dan sprake van marktfalen!
Alle marktvormen behalve de volkomen concurrenten/volledige mededinging hebben een vorm van marktfalen.
Slide 3 - Slide
Van TK naar collectieve aanbodfunctie
zet TK om naar MK aanbieder streeft naar Maximale winst dus
MO = MK, maar bij volkomen concurrentie geldt P = MO
dus p = MK
p = functie omzetten naar q = functie (dan heb je individuele aanbodfunctie)
q functie omzetten naar Qa (collectieve aanbodfunctie)
Slide 4 - Slide
Collectieve aanbodcurve is een optelsom van alle individuele MK lijnen. Dus Qa is de MK van de individuele aanbieder
qa = 1,75p - 35
-1,75p = -qa -35
p = 1/1,75qa + 20
p = MK = 1/1,75qa + 20
Slide 5 - Slide
Soorten monopolie
Hoe kan een monopolie ontstaan?
1. Wettelijke monopolie
De overheid geeft of heeft het alleenrecht op de verkoop
2. Natuurlijk monopolie
De investeringen om een bedrijf te beginnen zijn zo hoog dat geen enkel ander bedrijf de concurrentie wil aangaan
3. Technische monopolie
Een bedrijf bezit als enige de technische kennis om een product te maken
4. Economisch monopolie
Een bedrijf bezit een alleenrecht op het produceren van het product (patent)
Slide 6 - Slide
Monopolie:
Slide 7 - Slide
Het bedrijf met een monopoliepositie..
GO
GO is niet een horizontale lijn zoals bij volkomen concurrentie.
MO
MO snijdt de X-as op de helft van het GO-snijpunt van de X-as. → omzet maximaal(!)
Wel vanuit dezelfde Y-waarde bij X=0 starten
BEP-1
BEP-2
Formule
GO = de prijs-afzetlijn(de formule van Qv)
Max. winst
MO=MK
Slide 8 - Slide
Maximale winst bij monopolie
1) Bepaal met behulp van MO = MK de hoeveelheid waarbij de winst maximaal is.
2) Bepaal de verkoopprijs bij die hoeveelheid
3) Bepaal de kosten per product (GTK) bij die hoeveelheid.
Slide 9 - Slide
Monopolie:
Slide 10 - Slide
Monopolie:
Slide 11 - Slide
welvaartsverlies monopolie
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
KARTEL-vorming
Bij een oligopolie hebben enkele (grote) aanbieders de macht om de prijs te bepalen.
Hierbij ontstaat het risico van Kartelvorming
Slide 14 - Slide
Prijsdiscriminatie
Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen.
Bijv. kinderen tot 12 jaar en ouderen vanaf 65 jaar betalen een lagere prijs voor het OV dan de leeftijd 13-64 jaar. Via een ID kan aangetoond worden wat de leeftijd is.
Slide 15 - Slide
Bij perfecte prijsdiscrminatie kan de prijs lager
Bij perfecte prijsdiscriminatie betaalt elke consument een een prijs die gelijk is aan zijn betalingsbereidheid.
Voor elke vrager een eigen prijs
Bij perfecte prijsdiscriminatie geen consumentensurplus, alleen producentensurplus.
Door de prijs voor bepaalde groepen te verlagen kan de monopolist extra klanten trekken. Zolang MO>MK levert dat extra winst op.
Slide 16 - Slide
prijsdiscriminatie: 65+ korting
prijsdifferentiatie: duurder kaartje voor meer luxe
prijsdiscriminatie: korting voor kinderen
prijsdifferentiatie: duurder kaartje voor meer luxe
prijsdifferentiatie: duurder ticket voor meer luxe
prijsdiscriminiatie: ticket goedkoper voor vroegboekers
prijsdifferentiatie: dag en nachttarief
Slide 17 - Slide
Drie soorten prijsdiscriminatie:
1e graad: Prijsdiscriminatie verschilt per klant.
2e graad: Prijsdiscriminatie afhankelijk van de hoeveelheid goederen die je verkoopt.
3e graad: Prijsdiscriminatie per klantgroep/deelmarkt.
Slide 18 - Slide
Drie soorten prijsdiscriminatie:
1e graad: Prijsdiscriminatie verschilt per klant.
2e graad: Prijsdiscriminatie afhankelijk vd hoeveelheid goederen die je verkoopt.
3e graad: Prijsdiscriminatie per klantgroep/deelmarkt.
Slide 19 - Slide
Drie soorten prijsdiscriminatie:
1e graad: Prijsdiscriminatie verschilt per klant.
2e graad: Prijsdiscriminatie afhankelijk van de hoeveelheid goederen die je verkoopt.
3e graad: Prijsdiscriminatie per klantgroep/deelmarkt.
Slide 20 - Slide
Rol overheid
Discussie binnen economische wereld
Crisis 1930 => actieve overheid => Keynesiaans
1945 - 1960/70 => gouden jaren
1970 - 2008 => minder overheid => Neoliberaal
Crisis 2008 => rol overheid?
Slide 21 - Slide
Staatsbedrijven
Winst maken is niet het doel.
Gevolgen voor efficiëntie en innovatie --> prikkel ontbreekt.
Privatisering
Overheidsbedrijven/taken worden afgestoten naar het particuliere bedrijfsleven.
Slide 22 - Slide
Veranderingen overheidssector
Oorzaken hoge werkloosheid & hoge staatsschuld.
Gevolg van de overheidsinvloed op de markt
Adam Smith
Marktwerking
Alleen ingrijpen als markten falen.
Onzichtbare hand
Slide 23 - Slide
Privatiseringen geslaagd?
Zorgverzekering Nederland
Nederlandse Spoorwegen doelmatiger
Banken gered tijdens kredietcrisis 2008
Prijsplafond energie
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Toezicht op de markt
Beleid maken en beleid uitvoeren wordt gesplitst.
Toezicht nodig om twee economische problemen:
Principaal-agentprobleem
Berovingsprobleem
Slide 29 - Slide
Principaal-agent probleem
Slide 30 - Slide
Principaal- agent probleem
Drie elementen
- Een principaal-agent relatie: er is een opdrachtgever en een opdrachtnemer
- Er is asymmetrische informatie: agent heeft meer info
- Er zijn tegengestelde belangen
Slide 31 - Slide
Gevolgen principaal-agentrelaties
Hogere transactiekosten voor contracten of controles
Averechtse selectie
Moral hazard
Slide 32 - Slide
Berovingsprobleem
Hold-upprobleem
Ontstaat als door verzonken kosten de machtsverhoudingen veranderen na het afsluiten van een contract.
Bijvoorbeeld er wordt een hogere prijs berekent na de contract afspraken. Als het bedrijf niet betaalt zijn de investeringen kwijt.