Thema 1 | Ademhaling en verbranding oefentoets

Wat gaan we doen?
Oefentoets maken:  thema 1 bs. 1 t/m 5

Boeken van tafel 
Je maakt de toets zelfstandig 
Je hebt 30 min. voor de toets
Laatste 10 min. voor de bespreking
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
Oefentoets maken:  thema 1 bs. 1 t/m 5

Boeken van tafel 
Je maakt de toets zelfstandig 
Je hebt 30 min. voor de toets
Laatste 10 min. voor de bespreking

Slide 1 - Slide

Welke vormen van energie komt er bij verbranding vrij?
A
Lucht, licht & warmte
B
Water, lucht & licht
C
Licht, Warmte & beweging
D
geen

Slide 2 - Quiz

Wat is de brandstof bij de verbranding van een kaars?

Slide 3 - Open question

Wanneer is je lichaam bezig met verbranding?
A
Wanneer je wakker bent
B
Wanneer je slaapt
C
Wanneer je aan het sporten bent
D
Altijd

Slide 4 - Quiz

Wat adem je in? Wat adem je uit?

Slide 5 - Open question

Je longen geven koolstofdioxide af aan de lucht.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

De luchtpijp vertakt zich in twee longblaasjes.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Als je slikt, sluit de huig de mondholte af.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Vier pijlen zijn genummerd. Welke weg wordt door pijl 3 weergegeven?
A
De weg die lucht aflegt bij het inademen.
B
De weg die het voedsel aflegt bij het slikken.
C
De weg die het voedsel aflegt bij het verslikken.
D
De weg die lucht aflegt richting de maag.

Slide 9 - Quiz

Waterdamp is water in de vorm van vloeistof.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

In deze lucht zit de meeste waterdamp.
A
ingeademde lucht
B
uitgeademde lucht

Slide 11 - Quiz

In deze lucht zit de minste koolstofdioxide.
A
ingeademde lucht
B
uitgeademde lucht

Slide 12 - Quiz

Ventileren in huis moet alleen in de zomer.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
Welke lucht is het warmst?
A
ingeademde lucht
B
uitgeademde lucht

Slide 14 - Quiz

Wat heb je niet nodig voor verbranding?
A
brandstof
B
koolstofdioxide
C
zuurstof

Slide 15 - Quiz

Hieronder staan drie uitspraken over energie. De energie ontstaat bij verbranding in je lichaam.

Welke uitspraak is niet waar?

A
Deze energie gebruik je om spieren te bewegen.
B
Deze energie gebruik je om zuurstof in je lichaam te vormen.
C
Deze energie gebruik je om warm te blijven.

Slide 16 - Quiz

Wat moet er op plek 1?

A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Glucose

Slide 17 - Quiz

Welke vorm van energie ontstaat er bij de verbranding van hout?

Slide 18 - Open question

Waar of niet waar:
Het strottenklepje sluit de neusholte af als je slikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Schrijf 3 dingen op die jij kan doen voor gezonde luchtwegen.

Slide 20 - Open question

Bloed wat naar de longblaasjes stroomt is.....
A
Zuurstofarm
B
Zuurstofrijk
C
Blauw van kleur
D
Rood van kleur

Slide 21 - Quiz

Door het rennen gaat het hart van het meisje sneller kloppen.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

In de winter gebruikt het lichaam van een mens meer brandstof dan in de zomer.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Hoe heet deel 1?

Slide 25 - Open question

Welke pijl geeft de richting aan waarin koolstofdioxide gaat, pijl P of pijl Q?
A
P
B
Q

Slide 26 - Quiz

Tijdens een sportwedstrijd:
• gaat je ademhaling ................
• klopt je hart .................
• wordt je lichaam door de verbranding .................
• wordt ................ brandstof en zuurstof naar de cellen vervoerd.
Tijdens je slaap:
• heb je ................ zuurstof nodig. 
• ontstaat ................  koolstofdioxide bij de verbranding.
• gaat de verbranding in je lichaam .................
Vergelijk een sportwedstrijd met slapen.

Sleep de juiste woorden naar de zinnen.
minder
minder
sneller
sneller
meer
langzamer
warmer

Slide 27 - Drag question

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 28 - Drag question

Hoe noemen we het proces waarbij zuurstof uit de longblaasjes aan het bloed wordt afgegeven en koolstofdioxide weer wordt opgenomen uit het bloed?
A
Ademhaling
B
Verbranding
C
Gaswisseling
D
Bloedtransport

Slide 29 - Quiz

Wat vindt er in de cellen van jouw lichaam plaats waar zuurstof voor nodig is?
A
Fotosynthese
B
Ademhaling
C
Verbranding
D
Koolstofdioxide

Slide 30 - Quiz

Je hebt geleerd dat bij verbranding de sneller gaat bij inspanning. Leg uit waarom de ademhaling dan ook sneller moet worden.

Slide 31 - Open question

Twee uitspraken:
Ken zegt: Als je lichaam meer wilt verbranden gaan je hartslag en ademhaling omhoog
Wim zegt: Gemiddeld hebben meisjes meer energie nodig dan jongens

Wie heeft gelijk?
A
Ken
B
Wim
C
beide
D
niemand

Slide 32 - Quiz

Als er weinig verbranding is, zal je ademhaling SNEL/LANGZAAM zijn.
Er hoeft namelijk MEER/MINDER koolstofdioxide uitgeademd te worden.

A
Snel ; meer
B
Snel; minder
C
Langzaam; meer
D
Langzaam; minder

Slide 33 - Quiz

Hoe heet de afbraak van glucose?
A
Fotosynthese
B
Ademhaling
C
Verbranding
D
Vertering

Slide 34 - Quiz

Onderdelen ademhalingsstelsel
neusholte
luchtpijp
long
middenrif
huig
longblaasje

Slide 35 - Drag question

Boven in je keelholte zit de ........................... en 

onderin zit het............................................
Helin
Huig
Strotklepje

Slide 36 - Drag question

Open
dicht
open
dicht
open
dicht
huig
strotklepje
huig
strotklepje
huig
strotklepje

Slide 37 - Drag question

Je ziet hier twee beweringen over het ademhalingsstelsel.
Welke is waar en welke is niet waar?
Juist
onjuist
In deel R bevinden zich trilharen
In deel P bevinden zich trilharen

Slide 38 - Drag question

huig
strotklepje
slokdarm
luchtpijp

Slide 39 - Drag question