De transformator
(vervoeren van elektrische energie)
This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
De transformator
(vervoeren van elektrische energie)
Er volgen nu een paar quiz (meerkeuze) vragen.
Per vraag heb je 10 seconde om een goed antwoord in te vullen.
De vragen gaan over de tot dus ver behandelde stof.
Voor het maken van elektriciteit zijn twee dingen nodig:
Beweging van de magneet elektrisch stroompje in de spoel.
De opgewekte stroom moet van de centrale (een soort van fabriek) naar de huizen gebracht worden. Dit doen we met grote dikke kabels. In Nederland zitten die bijna altijd onder de grond, maar het kan ook bovengronds.
De kabels worden altijd warm, dit betekent dat er energie verloren gaat (en dat kost geld). Hoe meer elektronen er per seconde door de kabels gaan des te warmer deze kabels worden dus we moeten er voor zorgen dat er zo min mogelijk elektronen door de kabels gaan.
De stroomsterkte moet zo laag mogelijk zijn.
De elektriciteit moet wel energie (vermogen) leveren.
De formule P = U . I zegt dat als we een lage stroomsterkte hebben, we een hoge spanning moeten hebben. Daarom maken we hoogspanning (ongeveer 380 000 Volt of 380 kV).
Er gaan nu weinig hele snelle elektronen door de kabels. Net als bij tikkertje als er weinig kinderen zijn die getikt moeten worden en deze kinderen lopen heel snel dan zal de tikker er niet zoveel kunnen vangen. Dus tegenhouden van stroom (weerstand ==>warmte)
gebeurt minder.
De spanning wordt omhoog of omlaag gebracht door een transformator.
De transformator maakt van
normale spanning hoogspanning.
(20 000 V wordt 380 000 V of andersom)
Maar ook het vermogen is voor beide spoelen hetzelfde.
Een transformator heeft op de primaire spoel 600 windingen en op de secundaire spoel
30 windingen.
De transformator wordt aangesloten op 230 V (primaire spanning)
Bereken de geleverde spanning bij een transformator.
(de geleverde spanning is de spaning van de secundaire spoel)
Bereken vervolgens de stroomsterkte op de secundaire spoel als de primaire stroomsterkte 0,05 A was.
Bereken het vermogen.
Bij een transformator kun je de spanning omhoog of naar beneden veranderen (transformeren).
Dit ligt aan het aantal windingen van de spoelen.
De spoel met de meeste windingen heeft ook de grootste spanning.
Het aantal windingen is evenredig met de spanning.
Heb je drie keer zoveel windingen dan is ook de spanning drie keer zo groot. (De helft van de windingen, de spanning ook de helft)
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.