Grammatica woordsoorten H4

Welkom ha1g!
Vandaag:
aanwijzend en vragend voornaamwoord
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom ha1g!
Vandaag:
aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Wat is het meervoud van:
display
A
display's
B
displays

Slide 2 - Quiz

Wat is het meervoud van:
café
A
cafés
B
café's

Slide 3 - Quiz

Wat is het meervoud van:
kiwi
A
kiwis
B
kiwi's

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van:
cavia
A
cavias
B
cavia's

Slide 5 - Quiz

Wat is het meervoud van:
bezem
A
bezems
B
bezem's

Slide 6 - Quiz

Meervouden op -s
Hoe zat het ook alweer?
  • Je schrijft een -s achter het enkelvoud: bezem - bezems, decoratie - decoraties, race - races
  • Je schrijft een -'s achter het enkelvoud bij woorden op -a, -i, -o, -u, -y en bij afkortingen: pyjama - pyjama's, jojo - jojo's, cd - cd's, tv - tv's

Slide 7 - Slide

Meervouden op -s
Hoe zat het ook alweer?
  • Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast: bureau - bureaus, etui - etuis, milieu - milieus
  • Maar: cavia's en radio's, want hier klinken de klinkers niet samen.

Slide 8 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van:
bloeden
A
gebloet
B
gebloed
C
gebloedt

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je het onvoltooid deelwoorden van:
juichen

Slide 11 - Open question

Het voltooid en onvoltooid deelwoord
Hoe zat dat ook alweer?
  • Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en
  • Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t. Gebruik hiervoor 't (e)x f(o)ksch(aa)p.

  • Het onvoltooid deelwoord: infinitief + d. juichen - juichend

Slide 12 - Slide

Wat is geen
vragend voornaamwoord?
A
wat voor
B
wat voor een
C
waarom
D
welk

Slide 13 - Quiz

Wat is geen
vragend voornaamwoord?
A
wat voor
B
wat voor een
C
waarom
D
welk

Slide 14 - Quiz

Wat is geen
vragend voornaamwoord?
A
wie
B
wat
C
welke
D
hoe

Slide 15 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Let op:
• De woorden dat en die behoren tot meerdere woordsoorten. Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door dit en deze.
• Woorden die een plaats of een richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs) zijn geen aanwijzend voornaamwoord.

Slide 17 - Slide


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Ik vind deze soep niet zo lekker.
A
niet
B
zo
C
lekker
D
deze

Slide 18 - Quiz


Een aanwijzend voornaamwoord...
A
wijst een bijvoeglijk naamwoord aan
B
wijst een zelfstandig naamwoord aan
C
wijst een lidwoord aan
D
wijst een werkwoord aan

Slide 19 - Quiz

Wat is geen aanwijzend voornaamwoord?
A
zo'n
B
die
C
zijn
D
zulke

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een aanwijzend voornaamwoord?
A
het
B
dit
C
op
D
wel

Slide 21 - Quiz


Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
A
deze
B
hetzelfde
C
die
D
deze, die

Slide 22 - Quiz

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
deze
B
die
C
dat
D
daarlangs

Slide 23 - Quiz

Vragend voornaamwoord
  • Een vragend voornaamwoord staat meestal aan het begin van een vraag.
  • Een vragend voornaamwoord vraagt naar een dier, ding of mens


  • Wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 24 - Slide

Vragend voornaamwoord
                                    Pas op:
                          - Wie en wat zijn geen vragend voornaamwoorden als ze                  terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.
Die leuke jongen over wie je me zojuist vertelde.

- Woorden die vragen naar een plaats en tijd 
zijn geen vragend voornaamwoorden (waarheen, wanneer, waar,).

- Het woord 'Hoe' is geen vragend voornaamwoord!

Slide 25 - Slide

De vragende voornaamwoorden zijn...
A
Wie, wanneer, wat
B
Hoe, wie, wat (voor een), welke
C
Welk(e), wat, wat voor (een), wie
D
Welke, wanneer, hoe, wat

Slide 26 - Quiz

Wat is GEEN vragend voornaamwoord?
A
wie
B
waarom
C
welke
D
wat

Slide 27 - Quiz

Grammatica woordsoorten H4
Aanwijzend en vragend voornaamwoord (blz. 120)

Maken opdr. 1, 2 en 4 --> huiswerk voor volgende week woensdag (21-4). 
Atheneum? Maak dan ook opdracht 3.

Slide 28 - Slide

Noteer de aanwijzende en vragende voornaamwoorden uit onderstaande zin:
Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?

Slide 29 - Open question