pm1 herhaling

Waaruit bestaat grond?
A
poriën
B
vaste deeltjes, water en lucht
C
zand en klei
D
water, voeding en lucht
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waaruit bestaat grond?
A
poriën
B
vaste deeltjes, water en lucht
C
zand en klei
D
water, voeding en lucht

Slide 1 - Quiz

Waarom kan een veehouder niet het hele jaar door mest op het land uitrijden?
A
Omdat de mest in de winter te is en niet uitgereden kan worden
B
Omdat planten in de winter niet groeien
C
Omdat uitrijden van mest in de zomer te hard stinkt

Slide 2 - Quiz

Waarom mag niet het hele jaar dierlijke mest worden uitgereden?
A
Dan komen er te veel mineralen in het grondwater.
B
Dan warmt de aarde te veel op.
C
Dan komt er te veel ultraviolette (UV) straling op aarde.
D
Dan komt er te veel koolstofdioxide in de lucht.

Slide 3 - Quiz

Vloeibare mest wordt direct in de grond gespoten met?
A
Zodenbemester
B
Meststrooier
C
Ploeg
D
Vrees

Slide 4 - Quiz

Anorganische mest is
A
compost
B
stalmest
C
kunst mest
D
goed voor de bodemstructuur

Slide 5 - Quiz

Wat betekenen de getallen op de zak met mest?
A
12% fosfor, 10% stikstof, 18% kalium
B
12% stikstof, 10% fosfor, 18% kalium
C
12% kalium, 10% stikstof, 18% fosfor
D
12% kalium, 10% fosfor, 18% stikstof

Slide 6 - Quiz

Wat zit er niet in organische mest?
A
Koeienmest
B
Dode plantenresten
C
Dode dierlijke resten

Slide 7 - Quiz

Door het gebruik van mest en betere technieken wordt er meer voedsel gemaakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Welke herkomst(en) heeft natuurlijke mest?
A
Plantaardig
B
Anorganisch
C
Organisch
D
Dierlijk

Slide 9 - Quiz

Wat voor mest is het beste voor het milieu?
A
Vaste mest
B
Drijfmest
C
Kunstmest
D
Compost

Slide 10 - Quiz

De mest van de koeien zakt door de roostervloer onder de stal. Over welke mestopslag gaat dit?
A
mestsilo
B
mesthoop
C
mestput
D
potstal

Slide 11 - Quiz

Wat voor soort mest is champignonsmest?
A
een dierlijke mest
B
een plantaardige mest
C
een mengsel van dierlijke en plantaardige mest
D
geen van beide, het is geen mest

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de PH in de grond?
A
Het stikstof gehalte
B
Opbrengst vorige teelt
C
Hoeveelheid fosfaat
D
Zuurgraad

Slide 13 - Quiz

Wat betekent N-P-K?
A
Stikstof, Fosfor en Natrium
B
Stikstof, Fosfor en Calcium
C
Stikstof, Fosfor en Kalium
D
Stikstof, Posfor en Kalium

Slide 14 - Quiz

Een bedrijf dat meststoffen verkoopt aan de tomatenteler.
A
Verwerkingsbedrijf
B
Productiebedrijf
C
Toeleveringsbedrijf
D
Vermeerderingsbedrijf

Slide 15 - Quiz

Wat is teelmedium?
A
Potgrond waarin planten groeien
B
Grondsoort waarin planten groeien
C
Substraat waarin planten groeien
D
Tuingrond waarin planten groeien

Slide 16 - Quiz

Noem een voorbeeld van substraat ?
A
Glasvezel
B
Klei
C
Steenwol
D
Veen

Slide 17 - Quiz

Welke van onderstaande antwoorden zijn substraten?
A
Tuinturf
B
Perliet
C
Steenwol
D
Alle drie antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quiz

Wat is teelmedium?
A
Potgrond waarin planten groeien
B
Grondsoort waarin planten groeien
C
Substraat waarin planten groeien
D
Tuingrond waarin planten groeien

Slide 19 - Quiz

Wat is een substraat?
A
Kunststof
B
Kunstmatig teeltmedium
C
Kunstig bouwwerk
D
Teeltmedium

Slide 20 - Quiz

Hoe kan een plant zich generatief vermeerderen?
A
met stekpoeder
B
via de bast
C
via delen van het blad, de stengel of de wortel
D
via zaden

Slide 21 - Quiz

Welke vorm van vermeerdering gebruik je bij het enten van planten?
A
vegetatieve vermeerdering
B
generatieve vermeerdering
C
geslachtelijke vermeerdering
D
weefselkweek

Slide 22 - Quiz

Wat is stekken?
A
Een plant in de grond zetten
B
Het vermeerderen van planten
C
Een ander woord voor gereedschap dat de teler gebruikt
D
Plantenvoeding

Slide 23 - Quiz

de groeifactor is 0,7 per dag. wat is de groeifactor per week?
A
4,9
B
0,56
C
0,082
D
0,95

Slide 24 - Quiz

Wat is GEEN groeifactor?
A
Bladgroen
B
Licht
C
Water
D
Lucht

Slide 25 - Quiz

Welke groeifactor maakt van de bananenplant geen gelukkige plant in Nederland?
A
Water
B
Licht
C
Temperatuur
D
Voeding

Slide 26 - Quiz

De pH-waarde en EC-waarde zeggen iets over...
A
het watervasthoudend vermogen
B
het aantal poriën tussen de zandkorrels
C
de groeifactoren van planten
D
de kwaliteit van de grond

Slide 27 - Quiz

Wat is het beste antwoord?
Welke groeifactoren hebben planten nodig om te groeien?
A
Voeding en water
B
Voeding, water en licht
C
Voeding, water, licht en lucht
D
Voeding, water, licht, lucht en temperatuur

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er met een plant als één van de groeifactoren niet aanwezig is?
A
dan maakt de plant de groeifactor zelf aan
B
dan bloeit een plant sneller
C
dan kan een plant ziek worden
D
dan groeit een plant goed.

Slide 29 - Quiz

Wat meet je met een EC-meter
A
Zouten
B
De pH-waarde
C
De Zuurgraad
D
De EC

Slide 30 - Quiz

Wat meten we als we de EC-waarde van den Grond gaan meten?
A
Hoe zuur de grond is.
B
Hoe basisch de grond is..
C
Hoeveel water er in de grond zit.
D
Hoeveel voedingsstoffen de grond bevat.

Slide 31 - Quiz

zandgrond zitten poriën
in de poriën zit.....
A
Lucht en water
B
vezel en zand
C
water en vezel
D
niks

Slide 32 - Quiz