This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
H5 Is handel iets voor jou?
Slide 1 - Slide
Agenda
Uitleg hoofdstuk 5
Quiz vragen
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Beïnvloeding
Jouw keuzes worden altijd beïnvloed door factoren om je heen.
Sociale beïnvloeding en commerciële beïnvloeding
Slide 3 - Slide
Sociale beïnvloeding
Vrienden
Familie
Klasgenoten
Sociale media?
Slide 4 - Slide
Social media
Beinvloeding via
Sociale Media
Slide 5 - Slide
Commerciële beïnvloeding
Fabrikanten
Reclames
Verkopers
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Sociale beïnvloeding
Commerciële beïnvloeding
Slide 8 - Slide
Hoe bereken je de verkoopprijs?
Inkoopprijs
Brutowinstopslag
Verkoopprijs
Slide 9 - Slide
Inkoopprijs
Brutowinstopslag +
Verkoopprijs
€ 0,80
€ 0,40 +
€ 1,20
Brutowinstopslag is dus de winst die de handelaar maakt op een product.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Groothandel/Detailhandel
Groothandel --> Verkoopt producten door aan winkels
Detailhandel -->Winkels die producten verkopen aan een consument.
Slide 12 - Slide
Consumentenprijs berekenen
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Slide 13 - Slide
BTW
Verkoopprijs is 100%
BTW is 21% of 9%
Consumentenprijs is 109% of 121%
Slide 14 - Slide
Kassabon
De BTW is 21%
Je betaalt hier € 1,73
aan BTW
Belasting Toegevoegde Waarde
Slide 15 - Slide
Al jouw vrienden dragen nike schoenen. Dit is een voorbeeld van
A
Sociale invloed
B
Commerciële invloed
Slide 16 - Quiz
Een voorbeeld van commerciele invloed is .....
A
Je krijgt een tip van je tante om iets te kopen
B
Al je vrienden zijn fan van formule 1 dus jij ook
C
Je ziet op TV de reclame van de nieuwste I-Phone
D
Je buurmeisje heeft een nieuwe armband en die wil jij ook
Slide 17 - Quiz
Een concurrent is een bedrijf die andere soort producten verkoopt als jij
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Jij wilt heel graag een nieuwe telefoon dit is een voorbeeld van....
A
Aanbod van goederen
B
Vraag naar goederen
Slide 19 - Quiz
De prijs van een product stijgt wanneer de ....
A
Vraag groter is dan het aanbod
B
Aanbod groter is dan de vraag
Slide 20 - Quiz
De inkoopprijs is € 25,- en de brutowinstopslag bedraagt € 35,-. Wat gaat de verkoopprijs zijn?
A
€ 10,-
B
€ 35,-
C
€ 60,-
D
€ 85,-
Slide 21 - Quiz
Hoeveel BTW zit er op brood?
A
0%
B
9%
C
17,5%
D
21%
Slide 22 - Quiz
De verkoopprijs bedraagt € 20,- Het btw percentage is 21%. Hoeveel bedraagt de consumentenprijs. Rond je antwoord af op 2 decimalen en gebruik GEEN euroteken in je antwoord
Slide 23 - Open question
Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten
A
Loonkosten
B
Huur
C
Kosten van vervoer
D
BTW
Slide 24 - Quiz
De consumentenprijs bedraagt € 5,45 (incl. 9% BTW). Hoeveel bedraagt de verkoopprijs excl. BTW. Rond je antwoord af op 2 decimalen zonder euroteken te gebruiken