3H chapitre 2 bron A

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Chapitre 2

Chapitre 2: Du temps pour moi

• But = vertellen over je vrije tijd
• Vocabulaire = activiteiten, hobby's, films en series, mening
• Tuyaux (tip) = signaalwoorden
• Grammaire = à en de + lidwoord & werkwoorden op IR

Programme

• Introduction: activités sportives dans les montagnes
• A. Ecouter
• Zelfstandig leren woordjes A

But = Ik kan een tekst over vrije tijd begrijpen

C'est quoi l'après-ski? 

Wist je dat dit in Frankrijk niets te maken heeft met gezelligheid? In Frankrijk is après-skis het woord voor snowboots, die je na après het skiën aantrekt.

Introduction

Regardez la vidéo: ho 2 pag 36

apps.noordhoff.nl

Welke bergen in Frankrijk zijn het hoogst?

1. Les Pyrénées
2. Les Alpes
3. Les Vosges
4. Le Jura

le chasse-neige

la station de ski

le masque

le tire-fesses

le moniteur de ski

de skibril

de skileraar

het skidorp

de sleeplift

de pizzapunt (skitechniek voor beginners)

Combine 

Faire du VTT

Faire du ski

Faire de la luge

Faire des balades

Faire du snowboard

Faire du parapente

Traduis F-N:
faire la grasse matinée

1. uitrusten
2. uitzieken
3. uitslapen
4. uitkijken

Traduis F-N:
je me lève

1. ik word wakker
2. ik ga uit bed
3. ik sta op
4. ik val in slaap

Traduis F-N:
le début

1. de eerste keer
2. het begin
3. aan het eind
4. de snelste

Traduis F-N:
se reposer

1. elkaar treffen
2. ontspannen
3. elkaar zien
4. rusten

Traduis N-F:
het scherm

1. le screen
2. l'écran
3. la tablette
4. l'ordinateur

Quelle activité aimez-vous faire?

1. Faire du VTT
2. Faire du ski
3. Faire des promenades
4. Faire de la luge

Traduis N-F:
afwassen

1. faire la vaiselle
2. faire le vaisal
3. faire la vesaille
4. faire le vaisalle

Traduis N-F:
het slachtoffer

1. le victim
2. le victime
3. la victim
4. la victime

Traduis N-F:
ik heb er genoeg van

1. j'en ai assez
2. j'en ai marre
3. je déteste
4. je ne veux plus

faire les magasins

le temps libre / hobby

autre chose/ iets anders

aller au cinéma

avoir un exposé

être malade

faire de la musique

avoir besoin de

jouer au saxophone

lire des magazines

regarder la télé

surfer sur internet

tomber amoureux

Combineer de Nederlandse betekenis met de Franse zin

Il aime le sport?

Oui, il fait du basket.

Et toi, qu'est-ce que tu fais?

Je fais de la natation.

Que fais-tu pendant ton temps libre?

J'aime regarder des séries.

Super! Moi aussi!

Ik hou van series kijken. 

En jij, wat doe jij?

Houdt hij van sport?

Super! Ik ook!

Wat doe je in je vrije tijd?

Ik doe aan zwemmen. 

Ja, hij doet aan basketbal. 

Le verbe 'Faire'

Wat betekent "faire"?

Vertaal de zinnen.

Font

Faites

Fais

Fait

Faisons

Fais

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

Faire exercices

2a en 2b

J'aime faire du ski!

😒🙁😐🙂😃

Au travail!

En Ligne

Chapitre 2

A. Ecouter (oordopjes in)

Exercice 4 + 5 + 6 + 7

Oefening baart kunst!

Au revoir!

Cherchez sur Internet:
Waar in Frankrijk vind je het grootste ski-gebied?

Cherchez sur Internet: Waar in Frankrijk vind je de hoogste bergen?

Cherchez sur Internet: Waar in Frankrijk vind je de langste piste?

Leren woordjes A

Les devoirs

Jeudi 26 octobre Kwizl woordjes A ho 2

louer une maison

adorer l'hotel

être en vacances

faire du shopping à Amsterdam

faire très chaud

faire du surf

passer de bonnes vacances 

manger le poisson

avoir une maladie 

formidable, fantastique, génial, horrible etc.

avoir faim

être à la fête

avoir un mobil-home

faire du vélo

visiter un musée

Stap 1: ALTIJD avoir vervoegen

J'ai

Tu as

il/elle/on a

Nous avons

Vous avez

Ils /elles ont

Stap 2: het werkwoord vervoegen naar voltooid deelwoord. Werkwoorden die eindigen op -er, daar haal je de R vanaf en je doet een streepje op de é --> travailler --> travaillé

Er zijn 3 uitzonderingen: 

être --> été / faire --> fait / avoir --> eu

1. Tu as mangé le poisson

2. Nous avons été à la fête

3. J'ai

4. Il a

1. vous avez fait du surf

2. tu as eu faim

3. j'ai mangé le poisson

4. on a passé de bonnes vacances