Mavo 2 les 13

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom M2
* Lezen + boekpromotie
* Dictee
* Taal + lezen
* Aan de slag 
* Afsluiten



Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link



5 woordendictee

Slide 6 - Slide

Dictee
* subsidie
* elektrische
* demissionair
* animo
* tegemoetkoming

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Woordsoorten die je moet kennen:
  • lidwoorden 
  • werkwoorden
  • zelfstandig naamwoord
  • voorzetsel
  • bijvoeglijk naamwoord
  • voegwoorden

Slide 9 - Slide

Lidwoorden:
  • Het bepaalde lidwoord (blw): de, het 
(geeft één speciaal ding aan)
  • Het onbepaalde lidwoord (olw): een 
(kan elke willekeurig ding zijn)

ONTHOUDEN LIDWOORDEN: DE, HET en EEN!

Slide 10 - Slide

Het zelfstandig naamwoord (zn)
  • Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten.
  • Zn kunnen concreet--> czn (iets wat je kunt vasthouden, bijv. een tafel) zijn of 
  • abstract-->azn (iets wat je niet kunt vasthouden, bijv. de geest) 
  • Ook eigennamen--> zn-e (Caro, Frankrijk, de Mont Blanc, de Amstel) zijn zn.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een  zelfstandig naamwoord. 
  • Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. 
  • Vaak staan ze voor het zn waar ze bij horen, maar niet altijd!
Voorbeelden:
de rode auto         rode zegt iets over auto en is dus bn
de auto is rood    rood zegt iets over auto en is dus bn

Slide 13 - Slide

Woordsoorten

Slide 14 - Slide

Voegwoorden
Vaak is een samengestelde zin aan elkaar geplakt met een voegwoord.

Het staat vaak na een komma of aan het begin van een zin.

Slide 15 - Slide

weetjes
Vaak staat er een komma voor een voegwoord, maar niet altijd!
Als je een voegwoord weglaat, houd je twee zinnen over.
Een voegwoord kan aan het begin van een zin staan of in het midden. 
Bij het voegwoord EN gaat het om een opsomming
Bij het voegwoord MAAR gaat het om een tegenstelling.
Bij het voegwoord WANT gaat het om een reden.
Bij het voegwoord OF gaat het om een keuze.
Bij het voegwoord DUS gaat het om een conclusie.

Slide 16 - Slide

Wat ga je nu doen:
* Cursus Grammatica
* § 1 en § 3!!!

Dit wordt huiswerk


timer
15:00

Slide 17 - Slide

Taal § 1 Klaar

Meer dan lezen § 1 klaar:



Klaar om 11:10 uur:

Deniz, Hanne, Lott, Lysanne, Maud, Ricky, Ruben, Sacha, Selize, 

Slide 18 - Slide