Grandes Lignes Havo 2 Chapitre 1 A

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Het is de eerste schooldag!

C'est la rentrée!

de eerste schooldag

la rentrée

de reis

de trein

le voyage

le train

Fais une phrase en français.

Tu vas comment à l'école?

Tu vas comment en France?

Tu y vas comment?

het hotel

het zwembad

l'hôtel

la piscine

praten, spreken

vertellen

uitleggen

parler

raconter

expliquer

Parler - jij praat
Raconter - jullie vertellen
Expliquer - zij leggen uit

tijdens

pendant

Tijdens de Franse les praten we Frans!

Pendant le cours de français, on parle français!

formidable

nul

terrible

Jij was geweldig!

Ik ben slecht in Engels!

Het is vreselijk!

Tu étais formidable!

Je suis nul en anglais!

C'est terrible!

het land

in/naar Nederland

in/naar Frankrijk

in/naar België

in/naar Luxemburg

in/naar Duitsland

in/naar Engeland

in/naar Spanje

le pays

aux Pays-Bas

en France

en Belgique

au Luxembourg

en Allemagne

en Angleterre

en Espagne

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje

Passé composé

Geen passé composé

Je fais

Il parle

Il a parlé

Nous avons regardé

J'ai fait

Nous regardons

ik heb verteld
hij heeft uitgelegd
wij hebben gepraat

Heb jij een leuke vakantie gehad?

Jij hebt doorgebracht een leuke vakantie?

Tu as passé de bonnes vacances?

Het is super!

Het was super!

Het is waardeloos!

Het was waardeloos!

C'est super!

C'était super!

C'est nul!

C'était nul!

Waar ben je naartoe geweest?

Ik ben in Nice geweest.

Tu as été où?

J'ai été à Nice.