Welvaart en Welzijn

1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien, noemen we:
A
Welzijn
B
Voortvarend
C
Welvaart
D
Welbehagen

Slide 14 - Quiz

Zuigelingensterfte hoort bij ...
A
Welvaart
B
Welzijn
C
bij beide
D
bij geen van beide

Slide 15 - Quiz

Met welk kenmerk meet je welvaart het allerbest?
A
BBP
B
BBP per hoofd
C
BRP
D
Aantal gebruiksgoederen per 1000 inwoners

Slide 16 - Quiz

Wat betekent: welvaart?
A
als mensen genoeg geld hebben voor (meer dan) hun basisbehoeften
B
geld dat je krijgt of verdient
C
een grote belangrijke verandering
D
goederen of diensten kopen

Slide 17 - Quiz

De welvaart in een land kun je het best bepalen op basis van.........?
A
BNP
B
HDI
C
HDI/ hfd
D
BNP/hfd

Slide 18 - Quiz

Welke landencombinatie behoort tot de middenmoot qua welvaart in Europa?
A
Nederland - Zweden - Groot-Brittannië
B
Slowakije - Bulgarije - Polen
C
Spanje - Italië - Griekenland
D
Frankrijk - Luxemburg - Japan

Slide 19 - Quiz

Op welke twee manieren kun je de welvaart meten in een woonwijk?
A
Aantal koopwoningen en de grootte van de huizen.
B
Aantal koopwoningen en de waarde van woningen.
C
De waarde van woningen en het rapportcijfer dat mensen geven aan hun wijk.
D
Waarde van woningen en de hoeveelheid 'groen' in de wijk.

Slide 20 - Quiz

Het verschil tussen BBP en BNP is?
A
afschrijvingen
B
van bruto naar netto
C
saldo ontvangen primaire inkomens uit het buitenland
D
BNP is het BBP per hoofd van de bevolking

Slide 21 - Quiz

Wat betekent bnp?
A
Bruto Nationaal Productie
B
Bruto Nationaal Produkt
C
Bruto National Product
D
Bruto Nationaal Product

Slide 22 - Quiz

Het BNP per inwoner is:
A
Het inkomen van de rijkste mensen
B
het gemiddelde inkomen van een land per jaar
C
het gemiddelde inkomen van een land per maand
D
Al het inkomen van de mensen in een land samen

Slide 23 - Quiz