Le passé composé et l'imparfait

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Le passé composé et l'imparfait

On répète

Programme

• Aujourd'hui: répétition passé composé
• Cours d'après: répétition imparfait + différences passé composé/imparfait

Le passé composé

• Hoe vorm je hem?
  
• Avoir of être?
• Oefening

Uit welke 2 delen bestaat de passé composé?

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "manger"?

Wat is het voltooid deelwoord van "vendre"?

Wat is het voltooid deelwoord van "finir"?

En résumé

De passé composé bestaat uit:

onderwerp (je, tu, il ...) +

avoir/être +

voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord ww op 

-er =stam + é

-re = stam + u

-ir = stam + i

Wanneer gebruik je hulpwerkwoord être? En wanneer avoir?

avoir ou être ?

Wanneer je in het Nederlands hebben gebruikt, gebruik je in het Frans meestal avoir.

Gebruik je in het Nederlands zijn, dan gebruik je in het Frans meestal être.

Attention : bij être past het voltooid deelwoord zich in vorm aan 

Uit welke 2 delen bestaat de passé composé?

Wanneer gebruik je hulpwerkwoord être? En wanneer avoir?

Wat is de juiste vertaling van ...

Zij is gebleven.

1. elle a resté
2. elle a restée
3. elle est resté
4. elle est restée

Wat is de juiste vertaling van ...

Janneke en Sanne zijn gevallen.

1. Janneke et Sanne sont tombé.
2. Janneke et Sanne sont tombée.
3. Janneke et Sanne sont tombés.
4. Janneke et Sanne sont tombées.

Wat is de juiste vertaling van ...

Mijn moeder heeft gedanst.

1. Ma mère est dansé.
2. Ma mère est dansée.
3. Ma mère a dansé.
4. Ma mère a dansée.

avoir

être

rester

fermer

manger

parler

aller

arriver

retourner

téléphoner

au travail !

• Fais les exercices (passé composé) ! Partie A
• Fini ? 

verbuga.eu

temps : passé composé

questions : au hasard (sans doublon)

verbes réguliers : aimer, arriver, entendre, vendre, finir, réfléchir

Le passé composé et l'imparfait

On répète

l'imparfait

• Hoe vorm je hem?
  
• Verschil passé composé / imparfait
• Oefenen

Wat zijn de uitgangen van de imparfait?

Waar plak je de uitgangen van de imparfait achter?

1. Hele werkwoord min -er /-ir/-re (stam)
2. Het hele werkwoord
3. De nous-vorm van het werkwoord min -ons
4. De passé composé

En résumé

Imparfait "parler" -->

nous parlons 

parl-

je parlais, tu parlais, il parlait, elle parlait, nous parlions, vous parliez, ils parlaient

passé composé

Gebruik je om:

1. Te vertellen wat er in het verleden is gebeurd;

2. Te vertellen wat iemand heeft gedaan.

 

Een zin in de passé composé geeft antwoord op de vraag: ‘En toen?’. Het gaat altijd om een afgesloten gebeurtenis. Begin en einde zijn duidelijk.

imparfait

Gebruik je om:

1. Te vertellen hoe het in het verleden was;

2. Een toestand of situatie te beschrijven;

3. Een gewoonte of feit te beschrijven;

4. Een handeling die aan de gang is te beschrijven.

passé composé

korte / bepaalde duur

eenmalig

actie

imparfait

lange / onbepaalde duur

herhaling / gewoonte

beschrijving, decor

passé composé

imparfait

En 1921, l'école ATC ________ ses portes.

Passé composé ou imparfait?

1. a ouvert (pc)
2. ouvrait (imp)

Autrefois, mon petit chien _______ petit et mignon.

Passé composé ou imparfait?

1. a été (pc)
2. était (imp)

Tous les jours, je / j' ______ du chocolat.

Passé composé ou imparfait?

1. ai mangé (pc)
2. mangeais (imp)

Hier, nous ________ les devoirs.

Passé composé ou imparfait?

1. avons fait (pc)
2. faisions (imp)

au travail !

• Fais les exercices: partie C 
• Fini ? 

verbuga.eu

temps : passé composé + imparfait

questions : au hasard (sans doublon)

verbes réguliers : aimer, arriver, entendre, vendre, finir, réfléchir