This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Hoofdstuk 2 formuleren gemaakt
- Verwijzen naar de- en het- woorden.
Wat weten jullie daar nog van?
Een woord is mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o).
Je kan het geslacht opzoeken in een woordenboek.
Het-woorden zijn onzijdig. De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Verkleinwoorden zijn altijd onzijdig.
Sommige achtervoegsels geven een vrouwelijk woord aan.
Bij mannelijk en vrouwelijke woorden gebruik je 'deze' en 'die'.
- De kano, die kano, deze kano
- De regering, die regering, deze regering
Bij onzijdige woorden gebruik je 'dit' en 'dat'.
- Het cadeau, dit cadeau, dat cadeau
Verwijswoorden wijzen terug naar iets wat eerder in de zin genoemd is.
- Het nieuwe zwembad dat morgen geopend wordt, heeft een gele glijbaan.
- Ik heb de wedstrijd verloren en dat vind ik erg jammer.
Je kan het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek.
Je kan moeilijke woorden opzoeken in een woordenboek.
Als je op je device werkt, kun je altijd een online woordenboek gebruiken als je de spelling van een woord niet zeker weet.
Vrijdag: Toets Fictie --> Neem je boek en het gele boekje mee!!!
Maandag: Spelling H2 - werkwoorden
Woensdag: Tijd om te leren voor de toets (in plaats van leesvaardigheid)
Donderdag 4 oktober: TOETS spelling en formuleren H1 en H2
- Zinnen begrenzen
- Hoofdletters en leestekens
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd
- Verwijzen naar de- en het-woorden
Werk zelfstandig aan hoofdstuk 2 formuleren en hoofdstuk 2 spelling. (Blz. 62 t/m 65)
Maak van deze hoofdstukken alle opdrachten.
Vragen met een * alleen voor de VWO-leerlingen.
Dit is huiswerk voor maandag!