Meervoudsvorming

Meervoudsvorming

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je de regels voor meervoudsvorming op -s en -en toepassen.
Aan het einde van de les kun je uitzonderingen op de standaard regels voor meervoudsvorming herkennen en correct toepassen.
Aan het einde van de les kun je meervoudsvormen met -eren en vreemde meervoudsvormen correct vormen.

Wat weet je al over meervoudsvorming in het Nederlands?

Meervoud op -s

Meervoudsvorm waarbij de -s direct aan het woord wordt vastgeschreven, tenzij de uitspraak verandert; dan wordt een apostrof gebruikt.

Meervoud op -en

Standaard meervoudsvorm waarbij de -en direct aan het woord wordt vastgeschreven, met aandacht voor klinkerweglating, medeklinkerverandering of -verdubbeling.

Meervouden met -s of -en en -s of -n

Woorden die twee meervoudsvormen hebben, afhankelijk van de uitspraak en soms van de betekenis.

Meervouden met -eren

Meervoudsvorm voor een beperkt aantal woorden waarbij -eren aan het woord wordt vastgeschreven.

Vreemde meervoudsvormen

Meervoudsvormen die afwijken van de standaardregels, vaak bij woorden van Latijnse oorsprong.

Definitielijst

Meervoud op -s: Een meervoudsvorm waarbij de -s direct aan het woord wordt vastgeschreven, tenzij de uitspraak verandert; dan wordt een apostrof gebruikt.
Meervoud op -en: Standaard meervoudsvorm waarbij de -en direct aan het woord wordt vastgeschreven, met aandacht voor klinkerweglating, medeklinkerverandering of -verdubbeling.
Meervouden met -s of -en en -s of -n: Woorden die twee meervoudsvormen hebben, afhankelijk van de uitspraak en soms van de betekenis.
Meervouden met -eren: Meervoudsvorm voor een beperkt aantal woorden waarbij -eren aan het woord wordt vastgeschreven.
Vreemde meervoudsvormen: Meervoudsvormen die afwijken van de standaardregels, vaak bij woorden van Latijnse oorsprong.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.