maandag 12 april

• NT2
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

1. praatplaat verleden tijd

2. toets lees mee 2

3. woorden herhalen

Lees mee 3

lezen in boekjes

vertellen over sport

dictee Suezkanaal 

optische illusie

sponsorloop tekst

presteren=

resultaten behalen, cijfers halen

combineren =dingen samen brengen

weigeren = nee zeggen

volmaakt = perfect

het onderzoek =   als je uitzoekt waarom iets is zoals het is

blijven zitten =

nog een jaar dezelfde klas 

de middelbare school =

het voortgezet onderwijs

gemiddeld

een diploma halen

je doel bereiken =

iets wat je graag wilt lukt jou

het onderwijs = de lessen van een docent

het voorbeeld =

gebruik je om iets uit te leggen

bovendien, daarnaast =

ook

terwijl =

op/in  dezelfde tijd 

trainen =

oefenen

daardoor = het regende heel hard daardoor kwam er een overstroming

dat is perfect

1. leuk
2. aardig
3. fijn
4. volmaakt

Ik snap het niet, kun je een ............
geven

Dit is.......

1. presteren
2. studeren
3. combineren
4. afleren

Hij doet het niet, hij .......

1. het niveau
2. je doel bereiken
3. gemiddeld
4. blijken

Ik koop appels en ook peren.

1. bovendien
2. daarnaast
3. terwijl
4. onlangs

hij moet het schooljaar nog een keer doen, hij is .....

1. combineren
2. studeren
3. blijven zitten
4. je doel bereiken

Test jezelf

Laat jij je door je ogen/hersenen bedriegen? 

Volg de kwis en kom er achter!

Hoeveel zwarte bolletjes zie je hier?

1. 28
2. 14
3. 7
4. geen

Is het middelste rondje links groter dan het rechter middelste rondje?

1. ja
2. nee

Zijn de lijnen in dit figuur evenwijdig(recht) of krom?

1. Evenwijdig
2. Krom
3. Geen van beide

Welke lijn is het langst?
Onder of boven

1. Boven
2. Onder
3. Geen van beide

Wat zie je op de afbeelding?

1. Oude vrouw
2. Jonge vrouw
3. Oude en Jonge vrouw
4. Ik zie geen vrouw

Hoeveel poten heeft deze olifant?

1. 4
2. 5
3. 1
4. 8

Wat zie je in deze tekening?

1. Een man en een vrouw
2. Een man met een saxofoon
3. Een vrouwengezicht
4. Ik zie alleen vlekken

Escher

Eeuwige beweging

uitdrukking

letterlijk/ figuurlijk

1. Zij zit met de handen in het haar
   
2. Hij eet met lange tanden
   
3. Knoop dat in je oren!
   

• 1. Hij heeft een oogje op haar.
  
• 2. Hij neemt hem bij de neus
  
• 3.Dat ligt voor de hand

• 4. Hij steekt de handen uit de mouwen 
  

A. Dat is te verwachten

B. Hij houdt hem voor de gek

C. Hij gaat hard aan het werk 

D. Hij vindt dat meisje leuk.

Hij gaat hard aan het werk

1. Hij pakt de handen uit de mouwen
2. Hij geeft de handen uit de mouwen
3. Hij neemt de handen uit de mouwen
4. Hij pakt de handen uit de mouwen

Patrick gaat zonder voorbereiding op reis, hij gaat ...................

1. volgens planning
2. tenslotte toch
3. op goed geluk
4. met goed geluk