Praktijkgerichte opdracht: De heer Van Dijk wil naar huis
Je werkt op een psychogeriatrische afdeling. De heer Van Dijk (78) heeft beginnende dementie. Hij is meestal vriendelijk, maar vandaag is hij onrustig en vraagt hij al voor de derde keer wanneer hij naar huis mag. Hij zegt dat zijn moeder ongerust op hem wacht en dat hij haar niet wil teleurstellen. Hij wil zijn jas aantrekken en naar het station lopen.
Je probeert hem rustig te houden, maar hij raakt steeds meer overstuur. Hij zegt dat niemand hem serieus neemt en dat hij zich opgesloten voelt. Ondertussen komt zijn dochter op bezoek. Zij hoort het gesprek en zegt tegen jou: “Zeg hem maar gewoon dat zijn moeder op hem wacht, dat stelt hem gerust. Waarom zou je hem steeds confronteren met de waarheid?”
Je collega komt erbij staan en fluistert: “Misschien moeten we hem gewoon even afleiden met een kop koffie, dan vergeet hij het wel weer.”