Vrije tijd: werkwoorden vervoegen.

• okan
• Secundair onderwijs

De vrije tijd

Werkwoorden i.v.m. vrije tijd 

Neem een wisbordje en stift. Leg je chromebook op de hoek van je bank. 

Heb je alles? 

Ga rustig klaarzitten! 

Welke werkwoorden
ken je al allemaal? Schrijf op.

'Gewone' werkwoorden

• eten
• drinken
• slapen
• zwemmen
• poetsen
• lezen
• schrijven
• tekenen

....

'scheidbare' werkwoorden

• opstaan (op + staan)
• neerleggen (neer + leggen)
• ophalen (op + halen)
• uitdoen (uit + doen)
• meegaan (mee + gaan)
• afspreken (af + spreken)

...

kort stukje (op, af, mee, neer, uit) + het grondwerkwoord

Werkwoord: ophalen
Welke zin klopt?

1. Ik haal de toets op.
2. Ik haalt de toets op.
3. Ik ophaal de toets.
4. Ik wil ophalen de toets.

Het werkwoord 'meegaan',
welke zin klopt?

1. Ik meegaan naar Brussel.
2. Ik gaat mee naar Brussel.
3. Ik ga mee naar brussel.
4. Ik gaan mee naar Brussel.

Het werkwoord 'uitrusten', welke zin klopt?

1. ik uitrust even.
2. Ik rustt even uit.
3. Ik rusten even uit.
4. Ik rust even uit.

Het werkwoord: afspreken

1. Ik spreek af met mijn vriend.
2. Ik spreken af met mijn vriend.
3. Ik spreken af met mijn vriend.
4. Ik afspraak met mijn vriend.

Het werkwoord 'uitslapen', welke zin klopt?

1. Ik slaap uit op zaterdag.
2. Ik sliepen uit op zaterdag.
3. Ik uitslaap op zaterdag.
4. Ik slaapt uit op zaterdag.

Opstaan?
ik - om 7 uur.

Opeten
ik - mijn peer.

uitleggen
de leerkracht.

ophangen
de leerlingen - het papier

afwassen
hij - de tas

aandoen
hij - zijn jas

uitdoen
hij - zijn jas