Examenvoorbereiding schrijfvaardigheid

  Voorbereiding examen Schrijven
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  Voorbereiding examen Schrijven

Slide 1 - Slide

Aandachtspunten schrijfexamen

Samenhang
Doel 
Publiek
Woordenschat en woordgebruik
Spelling, interpunctie, grammatica
Leesbaarheid

Slide 2 - Slide

Iedere schrijver heeft een schrijfdoel. Bij elk schrijfdoel horen verschillende tekstsoorten. Sleep het juiste doel naar de bijbehorende tekstsoort.
Activeren
Amuseren
Overtuigen
Informeren

Slide 3 - Drag question

In welke stijl schrijf je een zakelijke brief?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 4 - Quiz

Hoe geef je het onderwerp aan?
A
Onderwerp:
B
Deze brief gaat over:
C
Betreft:
D
Het onderwerp hoef je niet aan te geven.

Slide 5 - Quiz

Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Schrijf het onderwerp op:

Slide 6 - Open question

Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je plaats & datum?
A
Eindhoven, 10-01-2021
B
Eindhvn, 10 januari 2021
C
eindhoven, 10 Januari 2021
D
Eindhoven, 10 januari 2021

Slide 9 - Quiz

Welke onderdelen zitten in alle zakelijke brieven?
A
argument voor
B
argument tegen
C
stelling
D
inleiding, kern, slot

Slide 10 - Quiz

Waaraan zie je dat een nieuw alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het eerste woord is altijd 'u'.
D
Het eerste woord is altijd 'ik'.

Slide 11 - Quiz

Je schrijft een zakelijke brief naar sofie jansen. Hoe schrijf je de aanhef
A
Beste sofie jansen
B
Geachte mevrouw jansen
C
Beste Sophie Jansen
D
Geachte mevrouw Jansen

Slide 12 - Quiz

Je schrijft een zakelijke brief naar berend van dijk. Hoe schrijf je de aanhef?
A
Geachte heer van dijk
B
Geachte heer Van Dijk
C
Geachte berend van dijk
D
Geachte B. van Dijk

Slide 13 - Quiz

Je schrijft een zakelijke brief naar berend van dijk. Hoe schrijf je zijn naam bij de geadresseerde (t.a.v.)?
A
de heer B. van Dijk
B
de heer van dijk
C
de heer B. Van Dijk
D
de heer Van Dijk

Slide 14 - Quiz