5. En la tienda de ropa

¡Buenos días!
Buenos Aires, Argentina
1 / 41
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

¡Buenos días!
Buenos Aires, Argentina

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer?

  • Repasar la ropa
  • Vamos a leer
  • El aspecto físico 
  • Los deberes
Buenos Aires, Argentina

Slide 2 - Slide

De verslaglegger van klas H1A
Bedenk tijdens de les 3 vragen. 

Deze 3 vragen mag je aan het eind van de les stellen aan je klasgenoten.

Zorg dat de vragen te maken hebben met het leerdoel van deze les. 
Leerdoel:
Ik kan iets kopen in een kleding- of schoenenwinkel.

Slide 3 - Slide

Neem de woordenschat op de volgende pagina's alvast over in je woordenlijst.

Slide 4 - Slide

El aspecto físico
Let op: de werkwoorden moeten nog vervoegd worden.

Slide 5 - Slide

El aspecto físico
Let op: de werkwoorden moeten nog vervoegd worden.

Slide 6 - Slide

El carácter
Let op: de werkwoorden moeten nog vervoegd worden.

Slide 7 - Slide

de rode rok

Slide 8 - Open question

de zwarte schoenen

Slide 9 - Open question

de witte sneakers

Slide 10 - Open question

het groene t-shirt

Slide 11 - Open question

de blauwe spijkerbroek

Slide 12 - Open question

de gele stropdas

Slide 13 - Open question

het bruine pak

Slide 14 - Open question

los calcetines
la gorra
la falda
el vestido
la camisa
las zapatillas
de deporte
los vaqueros
el pantalón 
la camiseta
la cazadora
el jersey

Slide 15 - Drag question

Weet je het nog?
We gaan zo een stukje lezen, welke letters spreek je anders uit in het Spaans? Schrijf er zo veel mogelijk op in je schrift. 

                                                                         Voorbeeld
                                                                     V = B

Slide 16 - Slide

Klaar?
Oefen met de woordenschat (la ropa) via onderstaande link: 

of maak een nieuwe lijst aan! 

Slide 17 - Slide


El objetivo
"Ik weet hoe de kledingstukken
 in het Spaans heten".

Slide 18 - Slide

LA ROPA

Slide 19 - Mind map

1.
2.
3.
4.
5.
6.

Slide 20 - Slide

1.
2.
3.
4.
5.
6.
la camiseta
los zapatos
las zapatillas de deporte
el vestido
los vaqueros
la corbata

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

2.2 En la tienda
'

Slide 23 - Slide

Traduce el diálogo en tu cuaderno
Ana: Goedemiddag, ik zoek een jas. 
Vendedor: Welke kleur?
Ana: Ik zoek een groene jas.
Vendedor: Oké, welke maat heb je? 
Ana: Ik heb maat M.
Vendedor: Hier heb je de jas. Wil je die* passen?       (*probarlo)
Ana: Ja, waar zijn de paskamers?
Vendedor: Daar. 
Ana: De jas zit goed. ¿Hoeveel kost het?
Vendedor: €65 euro, betaal je contant of met pinpas?
Ana: Met pinpas alsjeblieft.


Denk aan de Spaanse leestekens!

*probarlo

Slide 24 - Slide

Traduce el diálogo en tu cuaderno
Ana: Buenas tardes, busco un abrigo. 
Vendedor: ¿De qué color?
Ana: Busco un abrigo verde.
Vendedor: Vale, ¿qué talla tienes? 
Ana: Tengo la talla M.
Vendedor: Aquí tiene el abrigo. ¿Quieres probarlo?       (*probarlo)
Ana: Sí, ¿dónde están los probadores?
Vendedor: Allí. 
Ana: El abrigo me queda bien. ¿Cuánto cuesta?
Vendedor: €65 euro, ¿quieres pagar en efectivo o con tarjeta?
Ana: Con tarjeta, por favor. 


Denk aan de Spaanse leestekens!

*probarlo

Slide 25 - Slide

La tienda de todas tus compras
De winkel waar alles te koop is

Slide 26 - Slide

Vamos a hablar
Jullie gaan winkelen in “El Corte Inglés”.  Om de beurt speelt iemand de verkoper/verkoopster.  

Koop de volgende spullen:
➢ Grijze Spijkerbroek
➢ Groen overhemd
➢ Zwart jack
➢ Bruine overjas
➢ Gele sneakers
➢ Blauwe sokken
➢ Rood T-shirt
➢ Grijze pet
➢ Roze sjaal

Je mag woordenlijst 2.2 gebruiken als hulpmiddel.
En la tienda de ropa

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

De verslaglegger van H1A...
Vraag 1: ____________________


Vraag 2: ____________________


Vraag 3: ____________________

Slide 29 - Slide

Los deberes

Maak een planning (in je agenda) waarin je de woordenschat
van tarea 2 en 3 verdeeld in kleine stukken.

  • La ropa (tarea 2.1)
  • En la tienda (tarea 2.2)
  • El aspecto físico (tarea 3.1)
  • El carácter (tarea 3.2)

Het volgende SO over de grammatica en woordenschat is op  dinsdag 21 juni. (tarea 2 en 3)

el martes, 31 de mayo, cuarta hora

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

¿Qué llevas hoy?

Het werkwoord llevar betekent dragen
Het is een regelmatig werkwoord. 






yo
llevo
llevas
él/ella/usted
lleva
nosotros
llevamos
vosotros
lleváis
ellos/ellas/ustedes
llevan
Llevo un vestido negro y las botas negras.
voorbeeld

Slide 32 - Slide

Rosa
Juan
Eva
Miguel
Pepe
María
Carmen
Rocío
llevar = dragen

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Describe físicamente las siguientes personas
Maak gebruik van dit schema
Schrijf zinnen in je schrift.

Slide 36 - Slide

Describe físicamente las siguientes personas
Susana: Es delgada. Tiene los ojos azules.
Rebeca: Es joven. Tiene el pelo largo.
Teresa: Es delgada. Tiene el pelo rubio. 
María: Es mayor. Tiene el pelo canoso. Tiene los ojos pequeños. 
Juan: Es joven. Tiene el pelo corto. Tiene el pelo castaño. Tiene los ojos grandes. 
José: Es gordo. Tiene el pelo corto. Lleva gafas.

Slide 37 - Slide

página cincuenta

Slide 38 - Slide

página cincuenta
Ana
Pedro
Ricardo
José

Slide 39 - Slide

página cincuenta y uno

Slide 40 - Slide

página cincuenta y uno
frío
abrigo
amable
divertido
trabajadora
divertida

Slide 41 - Slide