B2A Nederlands onderdeel Lezen Blok 6

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tekstdoel en tekstsoort

  • Aan het eind van de les kun je 5 tekstdoelen noemen.
  • Je kunt verschillende tekstsoorten herkennen en benoemen.
  • Je weet welk tekstdoel bij de tekstsoort hoort.

Slide 3 - Slide

Welke 5 doelen ken je?

Slide 4 - Open question

Wat is dit voor tekstsoort?

Slide 5 - Open question

Wat is het tekstdoel van een gebruiksaanwijzing?

Slide 6 - Open question

Wat is dit voor tekstsoort?

Slide 7 - Open question

Wat is het tekstdoel van een uitnodiging/aankonding?

Slide 8 - Open question

Wat is dit voor tekstsoort?

Slide 9 - Open question

Wat is het doel van een artikel?

Slide 10 - Open question

Een reclame heeft als belangrijkste tekstdoel ...
A
overtuigen
B
overhalen
C
amuseren
D
informeren

Slide 11 - Quiz

Een leesboek heeft als tekstdoel...
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 12 - Quiz

Tekstsoort?
A
aankondiging
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep

Slide 13 - Quiz

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 14 - Quiz


Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 15 - Quiz

Verkennend lezen
Titel
Plaatje(s)
Tussenkopjes (deeltitels)
Bron
Inleiding

Slide 16 - Slide

Onderwerp en deelonderwerp
Onderwerp:
Waar gaat de hele tekst over?

Deelonderwerp:
Waar gaat deze alinea over?

Slide 17 - Slide

Moeilijke woordenwijzer
Heb ik het woord nodig om de tekst te begrijpen?
Ja
Staat de uitleg in de tekst?
  • ander woord
  • voorbeeld
  • omschrijving
Nee
Zoek de betekenis op!

Slide 18 - Slide

verkennend lezen
A
Je wilt weten of de tekst interessant is voor jou.
B
Je wilt begrijpen wat er in de tekst staat.
C
Je wilt het antwoord weten op een vraag.
D
Je wilt onthouden wat er in de tekst staat.

Slide 19 - Quiz

nauwkeurig lezen
A
Je wilt weten of de tekst interessant is voor jou.
B
Je wilt begrijpen wat er in de tekst staat.
C
Je wilt het antwoord weten op een vraag.
D
Je wilt onthouden wat er in de tekst staat.

Slide 20 - Quiz

zoekend lezen
A
Je wilt weten of de tekst interessant is voor jou.
B
Je wilt begrijpen wat er in de tekst staat.
C
Je wilt het antwoord weten op een vraag.
D
Je wilt onthouden wat er in de tekst staat.

Slide 21 - Quiz

studerend lezen
A
Je wilt weten of de tekst interessant is voor jou.
B
Je wilt begrijpen wat er in de tekst staat.
C
Je wilt het antwoord weten op een vraag.
D
Je wilt onthouden wat er in de tekst staat.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Nog vragen over Lezen Blok 6?
Stel je vraag via TEAMS aan Mevrouw Steenbakkers!

Ik help je graag verder!

Slide 24 - Slide

Verkennen - Begrijpen - Verwerken

Slide 25 - Slide

het doel van een informerende tekst =
(Voorbeeld: studieboek, nieuwsbericht, geboortekaartje)
A
de lezer iets nieuws vertellen
B
de lezer laten lezen voor zijn plezier
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen

Slide 26 - Quiz

het doel van een overtuigende tekst =
(Voorbeeld: boekbespreking, column, verkiezingstoespraak)
A
de lezer iets nieuws vertellen
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen

Slide 27 - Quiz

het doel van een aansporende tekst =
(Voorbeeld: advertentie, verkiezingsaffiche, folder van Etos)
A
de lezer laten lezen voor zijn plezier
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen

Slide 28 - Quiz

het doel van een uitleggende tekst =
(Voorbeeld: handleiding, studieboek, bereidingswijze recept)
A
de lezer laten lezen voor zijn plezier
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen

Slide 29 - Quiz

het doel van een amuserende tekst =
(Voorbeeld: (strip)verhaal, gedicht, toneelstuk, mop, lied)
A
de lezer laten lezen voor zijn plezier
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen

Slide 30 - Quiz