FIVE Ws + HOW and Time + Place

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Five Ws + How

Time + Place

Meneer Mavili 18-10-22

CONTENT

• Learning Objectives
  
• FIVE Ws
  
• Time and place
  
• Exercises
  
• Learning Objectives
  

Learning Objectives

• At the end of this lesson, I can make a sentence with one of the five Ws or How.
• At the end of this lesson I can put the time and the place in the right place in a sentence.

FIVE Ws + HOW 

• WHO? -> WIE?
  
• WHAT?-> WAT?
  
• WHERE?- WAAR?
  
• WHEN? – WANNEER?
  
• WHY? – WAAROM?
  
• HOW? – HOE?
  

EXAMPLES

Who is that person behind you?

What is that person doing?

Where is that person hiding?

When did it happen?

Why did he do this?

How did he do this?

Kies de juiste vertaling van deze zin:

Who is responsible for this?

1. Wie is verantwoordelijk voor dit?
2. Waarom ben je verantwoordelijk voor dit?
3. Wat ben je verantwoordelijk voor?
4. Hoe ben jij verantwoordelijk voor dit?

Kies de juiste vertaling van deze zin:

Why did he not do his homework?

1. Hoe heb jij je huiswerk niet gemaakt?
2. Wie heeft zijn huiswerk niet gemaakt?
3. Wanneer heb jij je huiswerk gemaakt?
4. Waarom heeft hij zijn huiswerk niet gemaakt?

kies de jusite vertaling van deze zin:

Hoe heb jij die auto gerepareerd?

1. Why did you repair that car?
2. How did you repair that car?
3. When did you repair that car?
4. Where did you repair that car?

Kies de juiste vertaling van deze zin:

Where did you find that key?

1. Wanneer heb jij die sleutel gevonden?
2. Waarom heb je die sleutel gevonden?
3. Waar heb jij die sleutel gevonden?
4. Hoe heb jij die sleutel gevonden?

Kies de juiste vertaling van deze zin:

Wat heb je gedaan tijdens je eerste les?

1. What did you do during your first lesson?
2. How did you do it during your first lesson?
3. When did you do it during your first lesson?
4. Why did you do it during your first lesson?

Kies de juiste vertaling van deze zin:

Wanneer heb jij vandaag gegeten?

1. What did you eat today?
2. Why did you eat today?
3. When did you eat today?
4. How did you eat today?

Maak een eigen vraagzin met een van de vijf Ws (in het Engels!)

Place and Time

Ik fiets                                              naar school            elke dag.

Onderwerp + werkwoord              plek                            tijd                               

                            

Plek komt voor tijd !

Place before time !                                            

What comes first:

Place or Time?

1. Time
2. Place

Which sentence is correct?

1. I left school yesterday.
2. I left yesterday school.
3. I school left yesterday.
4. I yesterday left school.

Which sentence is correct?

1. A book I read last week at home.
2. I read last week a book at home.
3. At home I read a book last week.
4. I read a book at home last week.

Schrijf in het Engels een zin met een plek en tijd:

Opdrachten maken

Maak Opdracht 1 en 2 op je werkblad.

• Op 1: Kies de juiste W woord en vul in. Trek daarna een lijntje naar de juiste zin aan de rechterkant.
• Op 2: Cirkel de juiste zin. 
• Verbeter de zin.
• Schrijf zelf 5 zinnen met plek en tijd.

Learning Objectives

• At the end of this lesson, I can make a sentence with one of the five Ws or How.
  
• At the end of this lesson I can put the time and the place in the right place in a sentence.