Nederlands fictie blok 4

Startopdracht
Lees in twee of drietallen de tekst van fictie blok 4
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startopdracht
Lees in twee of drietallen de tekst van fictie blok 4

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je weet wat hoofdpersonen en bijfiguren zijn;
- je kent verschillende verhaalsoorten;
- je kunt beoordelingswoorden gebruiken om een verhaal te beoordelen.

Slide 2 - Slide

Hoofdpersonen
- de hoofdpersoon heeft meestal een probleem, of een opdracht. je bent benieuwd of en hoe hij of zij dat oplost;
- je leert de hoofdpersoon heel goed kennen (buitenkant/uiterlijk: hoe hij eruit ziet en binnenkant/innerlijk: wat hij/zij denkt en voelt);
- de schrijver laat je vaak meekijken door de ogen van hem/haar.

Slide 3 - Slide

Bijfiguren
- andere personen in het verhaal, die minder belangrijk zijn;
- je leert ze minder goed kennen dan hoofdpersonen.

Slide 4 - Slide

Beoordelingswoorden
- gebruik je om aan te geven wat je denkt en voelt bij het lezen van een verhaal (jouw binnenkant, je innerlijk)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Hoeveel hoofdpersonen waren er
in de video?
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 7 - Quiz

Aan de slag! - BBL/KBL
- BBL: blz. 142, m. opdr.1 en 2;
- KBL: blz. 165, m. opdr.1 en  2;
- TL. leert verder, doe met mij mee!

Slide 8 - Slide

TL: spanning
1 het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving;
2 de hoofdpersoon komt in een bedreigende of gevaarlijke situatie;
3 de hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen;
4 het hoofdstuk eindigt met een cliffhanger;
5 je bent bijna bij de oplossing, maar er is eerst nog uitstel.

Slide 9 - Slide

TL: realistisch of niet?
- realistisch: mensen, plaatsen en gebeurtenissen lijken erg op de werkelijkheid;
- niet-realistisch: de schrijver verzint een verhaal met veel dingen die in werkelijkheid niet kunnen.

Slide 10 - Slide

Noem een boek, film of serie en schrijf erachter of het realistisch of niet-realistisch is.

Slide 11 - Open question

Aan de slag! 
huiswerk voor 28-1
- BBL: opdr.1 en 2
- KBL: opdr.1 en  2 
- TL: opdracht 1 en 2
 SO gram/spelling blok 4 op: 11-2 
toets blok 4 3 -3

Slide 12 - Slide

Wat heb ik vandaag geleerd?
- ik weet wat hoofdpersonen en bijfiguren zijn;
- ik ken verschillende verhaalsoorten;
- ik kan beoordelingswoorden gebruiken om een verhaal te beoordelen.

Slide 13 - Slide