Buitenissig woordenschat

Buitenissig woordenschat
1 / 25
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Buitenissig woordenschat

Slide 1 - Slide

Welke betekenis hoort bij het woord ‘afschrikwekkend’?
A
Heel klein
B
Heel indrukwekkend
C
Bang makend
D
Doorschenen

Slide 2 - Quiz

Wat is een voorbeeld van camouflage?
A
Een tijger die brult
B
Een kikker die springt
C
Een vlinder die op een boomschors lijkt
D
Een leeuw die hard rent

Slide 3 - Quiz

Welke hoort er NIET bij deze groep?
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor
D
Parasiet

Slide 4 - Quiz

Wat is een amfibie?
A
Een dier dat alleen op land leeft
B
Een dier dat alleen in water leeft
C
Een dier dat in de lucht zweeft
D
Een dier dat op land én in water leeft

Slide 5 - Quiz

Welk woord past bij: ‘Een huid bedekt met kleine plaatjes’?
A
Schubbenhuid
B
Wervelkolom
C
Pantser
D
Tentakel

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het als een dier koudbloedig is?
A
Het dier kan goed tegen kou
B
Het dier heeft een vaste lichaamstemperatuur
C
Het dier neemt de temperatuur van de omgeving aan
D
Het dier leeft alleen in het ijs

Slide 7 - Quiz

Welk woord betekent: heel klein?
A
Onmetelijk
B
Afschrikwekkend
C
Minuscuul
D
Uitzonderlijk

Slide 8 - Quiz

Welke woorden horen bij elkaar?
A
Camoufleren – Transparant – Schutkleur
B
Tentakel – Vastberaden – Partner
C
Ongewerveld – Wervelkolom – Imiteren
D
Zwermen – Venijnig – Albinisme

Slide 9 - Quiz

Welke hoort er NIET bij: camouflage – schutkleur – transparant – imposant?
A
Camouflage
B
Transparant
C
Schutkleur
D
Imposant

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het woord 'imponeren'?
A
Iemand nadoen
B
Opvallend zijn
C
Veel indruk maken
D
Heel boos kijken

Slide 11 - Quiz

Welk woord past NIET in het rijtje: naïef – afschrikwekkend – vastberaden – aanhankelijk?
A
Naïef
B
Afschrikwekkend
C
Vastberaden
D
Aanhankelijk

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het woord 'excentriek'?
A
Heel gemeen
B
Erg doorschijnend
C
Heel opvallend en anders
D
Snel boos

Slide 13 - Quiz

Wat doet een carnivoor?
A
Vliegt in groepen
B
Eet alleen vlees
C
Eet planten
D
Leeft op een ander dier

Slide 14 - Quiz

Wat is een metamorfose?
A
Een soortgenoot opeten
B
Iets nadoen
C
Een sterke verandering van uiterlijk
D
Je temperatuur aanpassen aan de omgeving

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'open sperren'?
A
Stevig vasthouden
B
Wijd opendoen
C
Hard op elkaar duwen
D
Dichtdoen

Slide 16 - Quiz

Wat is een natuurlijke vijand?

A
Een soortgenoot
B
Een prooi
C
Een roofdier dat jou als prooi wil
D
Een plant die je opeet

Slide 17 - Quiz

Welke hoort er NIET bij: camouflage – schutkleur – reflecteren – partner?
A
Camouflage
B
Schutkleur
C
Reflecteren
D
Partner

Slide 18 - Quiz

Wat betekent ‘verleiden’?
A
Boos maken
B
Overhalen
C
Terugkaatsen
D
Nadoen

Slide 19 - Quiz

Wat is een parasiet?
A
Een roofdier
B
Een dier dat leeft op of in een ander dier
C
Een heel klein plantje
D
Een dier met tentakels

Slide 20 - Quiz

Welk woord hoort bij: ‘zo groot dat je het niet kunt meten’?
A
Uitzonderlijk
B
Onmetelijk
C
Excentriek
D
Buitenissig

Slide 21 - Quiz

Welke zin past het beste bij het woord ‘voortplanten’?
A
Een dier dat zichzelf camoufleert in het gras
B
Een roofdier dat een prooi eet
C
Een vis die eieren legt zodat er jongen komen
D
Een dier dat een ander nadoet

Slide 22 - Quiz

Welke van deze woorden hoort NIET in het rijtje thuis?
Ondergaan – Venijnig – Speling van de natuur – Land van herkomst
A
Ondergaan
B
Venijnig
C
Speling van de natuur
D
Land van herkomst

Slide 23 - Quiz

Hoe goed ken je de woorden nu?
A
Goed
B
Gaat wel
C
Nog lastig
D
Weet ik niet

Slide 24 - Quiz

einde 

Slide 25 - Slide